— 17 —

andere deelen van Limburg onder hun beheer kwamen daarvoor in aanmerking.

Naar den wil, de gevoelens van het volk vroeg men niet. Men benoemde predikanten en schoolmeesters, men maakte zich meester van de hoofdkerken, men riep een anderen beeldenstorm in 't leven en deed beelden en altaren, kunstwerken of niet, verdwijnen en „zuiverde" aldus de kerken van de „paapscbe superstitiën". Men dreef de katholieken naar de armelijke schuurkerkjes, die nog niet eens het uitzicht van een religieus gebouw mochten hebben. Men stelde als scholtissen en hoofden van justitie verklaarde anti-papisten aan en vexeerde het volk, dat trots alle vervolging aan zijn dierbaar geloof bleef hechten, op allerlei wijzen. Die jaren van vervolging zijn donkere bladzijden in de geschiedenis van Noord-Brabant en Limburg. Men staat vol bewondering verbaasd over het vurige geloof, over den lijdensmoed onzer voorouders, die uren en uren moesten gaan naar de armelijke schuurkerk, om daar hunne plichten te vervullen; die, trots allen druk, alle verleiding, dien schat wisten te bewaren en hem ons getrouw overgeleverd hebben. Onze voorouders hebben er heel wat meer voor moeten doen. Zij hebben vervolging, boeten, gevangenis moeten ondergaan, maar bleven getrouw. Zij waren van alle openbare ambten uitgesloten, maar vielen niet af. Zij mochten in sommige landschappen niet overnachten, werden als uitgestootenen behandeld, maar hun zieleleven werd er niet door geschaad. Zij beleden openlijk, waar dit noodig was. Dit voorbeeld mag men in onze dagen navolgen. Waar aangevallen wordt, verdedige men zich. Men sta niet toe, dat in woord of in geschriften de gevoelens, die ons als afstammelingen van die voorouders dierbaar zijn, vertrapt of gehoond worden.

In dien vervolgingstijd, boven beschreven, werden de kerken voor de katholieken in 't land van Cuyk en Peelland onverbiddelijk gesloten, de kerkengoederen aangeslagen. Op Venraysch grondgebied, zoo dicht mogelijk bij het land van Cuyk aan de Smakt en ook aan de andere zijde langs de