— 62 —

zorg in Nederland gaf alle hoop, de ruiling kwam tot stand en weldra volgde ook de overeenkomst tot restauratie. De plannen waren reeds lang door den ingenieur-architect J. Kaijser ontworpen en zoo kon men er dan eindelijk vasten vorm aan geven. Met medewerking van het Ministerie van Kunsten en Wetenschappen werd door de Regeering eene subsidie verleend van f 5500, onder de gewone voorwaarden en werd goed gevonden, dat de heer Kaijser tot architect dezer restauratie werd aangesteld. Met welwillende medewerking van den Burgemeester H. B. J. van Rijn en den Venloschen Gemeenteraad werd bij besluit van den 5 Augustus 1921 eene subsidie verleend van f 1500, onder voorwaarde, dat de gemeente ten allen tijde ten opzichte van dit perceel het recht van voorkoop zou hebben. Hiermede nam de eigenaar geen genoegen. In de raadsvergadering van 14 Juli 1922 werden de voorwaarden gewijzigd in dier voege: „Dat de gemeente van het recht van voorkoop geen gebruik zal maken, indien het huis wordt aangekocht door de bloedverwanten in de rechte lijn van den tegenwoordigen eigenaar", hetwelk dan ook aangenomen werd. Hiermede waren de financiën echter nog niet bij elkaar, aangezien de heer Schreurs niet meer dan f 1000 wilde bijdragen en de begrooting nog verre daarboven was. Op een verzoek aan de Provinciale Staten van Limburg om medewerking en eene bijdrage van f 800 werd zonder meer door dit College afwijzend beschikt. Desondanks werden de plannen nog eens goed overwogen en ging men toch aan den arbeid. Teen nu in Juni 1922 de steiger werd opgesteld en de kalklaag was afgekapt kon men den juisten vorm van vroeger nauwkeurig bestudeeren en moesten de plannen eerst gewijzigd worden. Verschillende ontwerpen waren noodig om een mooi geheel te krijgen, want de Heer Schreurs kon zijn groot winkelraam niet missen. Men kwam echter tot eene bevredigende oplossing en is de gevel thans eene aanwinst en sieraad voor de stad.