— 76 —

kerk bezaten, gebruikten zij de kapel van Oostrum ook als kapel. Daarover had men nog al eens verschil. Pastoor van der Gaet te Venray had 2 December 1574 verlof gegeven tot de oprichting van het convent.

Het klooster was met toestemming van Paus Sixtus IV gesticht. Het recht op het klooster was eigenlijk in 't bezit der kloosterheeren, Augustijnen van Mariazand bij Straelen, maar dezen droegen het 14 Sept. 1484 over aan de zusters der zelfde orde. Zij bouwden naast het klooster een watermolen, die tot onzen tijd bestaan heeft. Die hield natuurlijk het water op en was oorzaak dat de gronden hoogerop langs de beek gelegen, verwaterden. Later legde men de beek om het spoorterrein, wat weinig verandering bracht, tot men den molen stil legde en het water vrijen doortocht gaf. Het klooster te Oostrum heeft tot aan de Fransche revolutie bestaan en werd toen vernietigd. Hoe het daarmede gegaan is, kan men uit het volgende zien, waarin ook enkele Venraysche zaken vermeld worden.

In den Franschen tijd behoorde Venray met de onderhoorige dorpen tot het departement van de Roer, waarvan een bureau in de stad Gelder was. De burger Jelle was ontvanger der domeinen en tot die domeinen behoorden de inbeslag genomen onroerende goederen van kerken, kloosters, geestelijke instellingen, en van de vroegere vorsten of regeerders, die met den liefelijken naam van tyrannen bestempeld werden.

Venray was niet vergeten. Daar bestonden le. het klooster Jeruzalem; 2e. het klooster der Franciscanen en nog een bijliggend huis, aan de wettige eigenaars ontnomen, terwijl 3e. het klooster der Zusters van Oostrum ook niet gespaard bleef.

Den 23en Germinal van het 11e jaar der Fransche republiek maakte burger Jelle uit Gelder bekend, dat hij den een-en-twintigsten Floréal ten overstaan van den Onderprefekt van Kleef in de zaal voor de openbare zittingen de navolgende goederen voor drie jaren zou verpachten, waaronder de Oostrumsche goederen: