— 78 —

Toen Werd ook Geysteren door eene familie Van Ëijll en eene Schellart van Obbendorp bewoond, die op het betrekkelijk kleine slot nog al eng behuisd waren. Na den jongsten brand van Geysteren kon men den ouden boogingang van het eene gedeelte, en de splitsing in twee woningen nog goed zien.

Ook het gehucht Lull, tusschen Venray en Oostrum gelegen, behoorde tot Geysteren. Uit al die goederen trok de kasteelheer allerlei renten, thynsen, cijnsen en inkomsten, die het leven der ridderschap aangenamer deden verloopen dan dat der boeren, laten en hoorigen, welke gratis allerlei diensten moesten bewijzen op grond van het gewoonterecht. Ook had de heer van Geysteren het hooge en lage gericht over Oostrum en Spralant.

Hij kon dus iemand wegens een zwaar vergrijp doen vangen en hangen. Hij sloot hem op in de kelders van het kasteel, en zette hem in een blok, waarin in beide helften gaten uitgespaard waren voor de beenen en dat dan met een hangslot gesloten kon worden.

Was het een zware zaak, dan werd de schepenbank als gerecht gespannen en vonnis gewezen. Men liet een beul komen en de executie had plaats op den Galgenberg aan de grens der gemeente.

Het ergste was, dat gewoonlijk de goederen van den geëxecuteerde ook verbeurd verklaard werden, een-derde voor den heer, een-derde voor den vorst, een-derde voor den scholtis, den politieofficier.

Voor sommige gewetenlooze rechters was dit een premie op het ter dood veroordeelen of het verbannen van misdadigers, en als het er om ging, veroordeelen of vrijspraak, dan helde de schaal der justitie bij de heeren met een ruim geweten zeker eerder naar den kant van veroordeelen.

De gerichtsplaatsen had men daarom altijd aan de grenzen gelegd, om later, als er eens strijd over ontstond, steeds genoeg getuigen bij de hand te hebben, die bevestigen konden, dat de grens daar kort bij liep. Zelfs is het voorgekomen onder Afferden, dat een der heeren op een betwist