— 107 —

de school in Merselo bezocht, waar de koster schooi hield; hij had het niet verder kunnen brengen dan het vierde abc boek en het schrijven van zijn naam ; de jongens leerden niet veel, daar de meester veel bijen hield, af en toe bij begrafenissen de klok moest luiden, waaraan de jongens dapper medehielpen en verder in den zomer geen school hield, omdat hij dan maaien en zichten moest. In den winter ging het nogal met het schoolbezoek, maar dan waren de wegen veelal te slecht en bleven de schoolkinderen thuis. De meester was bovendien niet van de sterkste en de benauwde lucht in de zeer enge school bezwaarde hem dikwijls.

De meester hield van Hanneske, die altijd kalm en leergierig was, maar de tijd ontbrak om hem vooruit te helpen en aldus maakte men van hem een scheper.

Hij kende de Peel in den omtrek — want ze was zoo groot — opperbest, moeide zich weinig met andere schepers en hield van zijn schapen. Nu ook had hij in zijn wijden zak weer allerlei medicamenten voor schapen, die kreupel waren of met ongemak geplaagd. Toen hij over het lange pad de laagte doorging, en op de vlakte kwam, zag hij de schaapskooi voor zich. Zij lag in een kring van grove dennen. De snerpende draaiwinden en de ijlende stormen hadden deze ontelbare malen vast gegrepen, geschud en er takken afgebroken. Met taaie wilskracht hadden zij volgehouden en zich verzet tegen de bedreigende natuurkrachten: hagel, regen, bliksem en orkaan. Nu stonden ze daar, hunne kromgegroeide of horizontaal uitstaande takken beschermend uitspreidend boven de schaapskooi, die uit steen, hout en stroo opgetrokken, een veilige schutse voor de kortbij elkaar dringende schapen was.

Turk, de groote grijze hond, was eigenlijk de kapitein over het honderdtal en alle schapen eerbiedigden hem en de jongste werden door de oudere gewaarschuwd. Als Hannes er niet was, hield Turk toezicht.

Turk had al scherp geluisterd of hij zijn baas niet hoorde komen en zijn geoefend gehoor had den klompendreun al vernomen op verren afstand. Want in de Peel is 't stil.