*

de gelijkenis van het

fchen van alle gelegenlieid, om zich bij den gvooten hoop der regtvaardigen (der Schriftgeleerden en Farizeërs) te voegen. Jezus handelde, zoo als een

braaf en menschlievend Leeraar altijd moet handelen, dit deden de anderen niet. En was jezus dan te befchuldigen, omdat hij volgens zijnen pligt handelde? Neen! De murmurering van de Farizeërs en Schriftgeleerden , over het gedrag van den Verlosfcr, was dus ongegrond.

Nog iets. — Verheugden zich zelfs de Engelen over de bekeering van éénen Tollenaar, waarom mogt men dan niet met dezelve verkeeren en eten. Wal in de Engelen niet te berispen was, dat kon zeker ook in geenen mensch gelaakt worden. Al waren de Tol¬

lenaars afgedwaald, waren zij daarom zondaars, onverbeterlijke zondaars, met welke men allen omgang vermijden moest; en mogt men niets ter hunner verbetering aanwenden? — o hoe onmenschlievend was zulk eene denkwijze! — Een afgedwaald fchaap is niet erger dan de andere; zoo ook is een afgedwaald fterveiing niet terftond een volflagen booswicht. Zulk een' afgedwaalden moet men eer "met medelijden behandelen, dan verachten. Men moet hem weder zoeken te regt te brengen, en dit wilde jezus hun leeren.

Wij kunnen dan het 7 vs. dus omfchrijven : ,, Ver„ heugen zich Engelen over de bekecring van éénen „ zondaar, laat het u dan niet ergeren, dat ik met „ zulke menfehen verkeer. Gij hebt mijnen omgang, „ mijne lesfen niet noodig, want gij behoort onder de „ braven. Ik heb niets met u te doen, want gij zijt „ regtvaardigen (jezus gebruikt hier dit woord in het „ algemeene volksbegrip), mijne lesfen en mijn voorbeeld „ zouden bij u vruchteloos wezen, daarom veroordeelt „ mij niet. Als ik u wilde te regt brengen, dan zou ik. „ mij verzetten tegen den heerfchenden waan des volks en „ van u zeiven. Waar de Eagelen zich over verblijden, „ dat kan gcene misdaad bij de menfehen zijn." —

Wij zien dan, welk het oogmerk van jezus is. Hij zocht alleen de Farizeërs en Schriftgeleerden te overtuigen , dat zij verkeerd handelden, met te murmureren over zijn gedrag. Men boude dan altijd in het oog, dat men de gelijkenisfen niet verder trekke, dan het oogmerk van den fpreker was. Dat volkswaan, volksbegrippen lbmtijds aanleiding tot dezelve gaven, en

dat