I&8 LEVENSBERIGT van KtR. 'JOK'AN MEERMAN.

's lands herfteld Beduur de gewigtigfte raadplegingen noodig maakten.

Naderhand is hij tweemalen Schepen te Leyden geweest, tot den eerden van Bloeimaand 1793, wanneer hij, wegens die dad, afgevaardigd werd tot de Vergadering der Heeren Staten Generaal, in welke hij meer dan eens Voorzitter was, ook in het hagcheiijkde tijdsgewricht cles jaars 1794. In een afzonderlijk gefprek, had de Prins Erfftadhouder hem te kennen gegeven, dat een geduchte veldflag welhaast• zou plaats hebben, van welks uitkomst, indien de Franfchen de overwinning behaalden, het lot van ons Vaderland geheellijk zou afhangen: gelijk de treurige ondervinding dit bevestigd heeft. In Hooimaand deszelfden jaars is de Heer meer* man , wegens de Algemeene Staten, naar Maastricht afgevaardigd; doch hier werd hij aandonds verwittigd van de naderende aankomst der Franfchen. Uit noodzaakte hem en de andere Afgevaardigden Hechts vier dagen, in plaats van eenige wekenrh&Maasiricht ti olijven, en de terugreize met den meest mogelijken fpoed te ondernemen, om een naauwkeurig berigt van alle omftandigheden aan de Staten Generaal te kunnen geven.

Wat den Heere meerman in het jaar 1795 wedervaren zij, hoe hij van zijne posten met geweld ontzet werd, welke ongehoorde mishandelingen hem aangedaan zijn, behoeve ik in de bijzonderheden niet te melden. Het ontbreekt nog niet aan zulken, die of in hetzelfde lot deelden, of bewerkers en ooggetuigen van al die onverdiende beleedigingen waren.

Het fcheen dat de burgerlijke-fcheuringen Inerte lande hare eerfte kracht begonnen ie verhezen, en men deed in het jaar s8oi pogingen, om de twee partijen eikanderen te doen naderen: waartoe het Franfche Hof, vooral de Ambasfadeur de simonville , zocht mede te werken. Evenwel rekende de vooruitziende meerman, met andere Regenten, het nog ontijdig, wederom deel aan 's lands Regering te nemen, en dit te meer, omdat men flechts dezen en genen daartoe wilde toelaten. Als hij derhalve, met zeven andere Heeren, in het najaar door het nieuwe Staatsbewind benoemd was tot Lid van het aanftaande Wetgevende Ligchaam, aarzelde hij geen oogenblik, zich van dien post te verfchoonen. Dit gaf echter aanleiding tot verfchillende onderhandfche gefprek-

ken