levensberigt van mr. johan meerman. 131

eer- of lastposten niet te willen aannemen. Tegen zijn genoegen, werd meerman in het jaar 1,806 gefield aan het hoofd van een' zeer^ talrijken buitengewonen Staatsraad, zamengeroepen uit al de Departementen, om te handelen over het werk der verpondingen en gilden. In het volgende jaar, werd hij verpligt zich mede te bemoeijen met het Criminele Wetboek, de nadere behandeling van de zaak der gilden , het ftuk van de jagt, de ontbinding der Departementale Befturen, de huldiging der Landdrosten, en met de oprigting van een' Nederlandfehen Adel en wat hiertoe verder betrekkelijk was. In al die vergaderingen zag men veelvuldige 'blijken van 's mans uitgebreide kundigheden, fchrander oordeel, wijs beleid , beminnelijke gematigdheid, uitmuntende voorzigrigheid, edelhartige rondborstigheid en ware Vaderlandsliefde. Onder de Regering van Koning lodewijk, was geen ambt hem aangenamer, en beter naar zijnen fmaak gefchikt, dan de post van Directeur Generaal van Kunnen en Wetenfchappen: doch daarin ondervond hij in het begin vele onaangenaamheden, gelijk reeds gezegd is.

Na het fpocdige vertrek van Koning lodewijk en de kommervolle inlijving van deze landen in het'Franfche Keizerrijk, had de Heer meerman een voornemen, om buiten alle Bewind te blijven, een afgezonderd leven te leiden , en zijnen overigen leeftijd in de Letteroefeningen door te brengen: gelijk hij aan zijne vertrouwdfte vrienden , mondelijk en fchriftelijk, te kennen gaf Dan, op het onverwachtfte ontving hij uit Parijs berigt, in den aanvang des jaars 18 u , dat de Keizer hem tot eenen der zes Hollandfche Scnateurs van het Rijk benoemd had. Niettegenftaande gewigtige zwarigheden daartegen bij hem opgerezen en te verliaan gegeven werden , vond hij zich gedrongen, om die aanftelling zich eindelijk te laten welgevallen. Eerst in Herfstmaand vertrok hij naar Parijs; doch vanhier kwam hij, van tijd tot tijd, naar Holland, om er zich eenige weken of maanden op te houden. Bij gelegenheid der herhaalde reizen naar en uit Frankrijk,zag hij een aantal voorname lieden, of reeds in vroegere jaren door hem gezien, of nooit te voren bezocht. Voor de laattte maal keerde bij in het jaar 1813 naar Parijs terug, niet uit loutere verkiezing, maar gewetens halve en uit hoofde van den plegtigen eed, welken hij als Seïiateur gedaan had, en waaraan hij zich verbonden reI: ken*