ZOOGENOEMDE DEUGDVERBOND IN DUITSCHXAND. l6$

«•pwnrnVn m Tevens werden er aan de Regering van tM tot tiid Uistcn van de Leden en Hoofdleden dea vtboïds^eSkt en vetflag van deszeis we*, «amheden gegeven. Hetzelve had dus n ets aan zich van hetaene wat een Seheira Genootfchap pleegt te onderfrhfidea Het was een volkomen regtmatig, door den Staat niet flechts ftilzwijgend geduld, maar uitdrukkelijk toegelaten, Genootfchap; waaraan gevolgelijk ook dies-enen konden deelnemen, welke het toetreden tot geheime Genootfchappen voor bedenkelijk, ja derzelver aanwezen over het algemeen voor onoorbaar hielden (f).

Vanwaar kwam het dan toch, dat het Verbond nogtans door velen voor een geheim Genooticnap gehouden werd? - Om deze vraag te beantwoorden, moeten wij den oorfprong en het doel des Verbonds wat meer van nabij befchouwen. _

Hetzelve ontftond ten tijde toen de Franfcben, na de eene helft van den Pruisfifchen Staat te hebben afgefcheurd, de andere helft nog bijkans geheel bezet hadden, en het allezips te vreezen was, dat zij ook deze

O Al had de Schrijver een affchrift van deze, voorheen bij hem allezins bekende, Statuten gehad, hij zou, zoo a» ki in een kort Voorberigt verklaart zich ^"A^^ van de Regering, die ze bekrachtigd had, tot intósion vug jd» dezelve in lit Spftel onbevoegd hebben geacht; en hl vernam ook, dat zij reeds elders afgedrukt werden of waren.

VERT,

ft) De Schrijver erkent, dat hij zelf tot deze naauwgezetten behoort - en daarom noch als Student ^ Wittemberg % STen Sngen, aan eenige Akademifche, noch vervolgens méér bejaard/aan eenige andere, Ordesverbindtemsomdat deze tot de geheime Genootfchappen benooren , d^'£ne01^tn. heeft; offchoon het hem aan geene aanleiding daartoe ott brak. Ook weten zij, die des Schrijvers voOfttMgefl over de beoefenende Wijsbegeerte te Wittemherg, W'' ie Oder, Koningsbergen en Leipzig, bijgewoond neDoen cat hij zich fteeds'tegen het deelnemen aan geheune .G««£ fchappen verklaard heeft, zonder ^}^e^Jne\m ia deelen, die zich door eene perfoonlijke overtuiging wn de uShêid van zoodanig een Genootfchap, ah he dooi den TaT geduld voedt, tot inlijving ia hetzelve laten bewegen.

L 3