*0Q iets over den vos,

lukt mogt zijn , of nog gelukken, het door diereville uitgcirrooide zaad tot vrucht te brengen, en eenen zoo Uitgebreidèn en hardnekkigen geefel van het menschdom uit te roeijen! Amerika zou dan nogmaals het kwaad der Europeërs met goed vergelden,, en de verpligting yergrooten, die wij reeds aan deszelfs Wilden , voor de kennis en het gebruik van andere Geneesmiddelen hebben,

iets over den vos.

De Vos is een dier, dat bijna overal, en ook in ons ^ Vaderland, zeer bekend is, en dat meer door list eq loosheid zijne prooi bemagtigt, dan wel door geweld. Bij de ouden had, en ook nog hedendaags heeft men vele fpreekwoorden van dit dier ontleend, welke bewijzen opleveren, dat men aan hetzelve veel doortraptheid toekent. Hij is een zinnebeeld van behendigheid en list.

Het is ook bekend, dat men dit dier zeer tam kan maken, en als een huisdier opvoeden, en dan is hij #eer vriendelijk en bewijst, even als een hond, aan zijnen meester en huisgenooten alle teekenen van vriend* fchap; echter blijft het altijd waarheid: een Vos veran-, dert wel van haar maar niet van ftreken. Het volgende echte fluitje bevestigt dit.

Een mijner vrienden bad een' Vos opgevoed; deze was zeer tam, doch lag op eene beflotene plaats, aan een' ketting, omdat er ook hoenderen op die plaats hepen. De Vos fcheen zich met die hoenderen niet te bemoeijen, en zag, als er iemand omtrent was, nooit naar défeïve om. Mijn vriend miste van tijd tot tijd ëehe" hen, doch hij dacht, dat zij over den muur, die fle pfaèts omringde, weggevlogen waren, hij kortwiekte dus dezelve, want hij had geenen argwaan op den-Vos, m evenwel raakte hij er nu en dan eene kwijt. Hij md ook geene vederen van dezelve, zoodat. hij niet wat hij denken moest.

?>n iaatfte ontdekte hij, dewijl hij toch zi>

pen