236 DE VOGELS VAN HET GEBERGTE KAP.

klaauwen, liet op vader en zoon de twee groote voor hen bewaarde fteenen nedervallen, en riep met eene item, bij welke de torens der Moskeen dreunden: a, Eere zij God! wee den tirannen en hunnen huisgenoot en! '

De aanfehouwers verfchrikten over het wonder, en pasten de bedreiging op zich toe. Zij vielen op hun aangezigt, en baden, van wege hunnen opftand, om genade; en, toen zij zich weder oprigtten, weergalmde de marktplaats van het fteeds herhaald geroep: ,, Leve Sultan sapheddin ali ! De harten zijner onderdanen zijn in zijne hand. De fchedels zijner vijanden moeten onder zijne voeten liggen ! "

Op dit teeken van berouw, waarop de vogel simorg gewacht had, vloog hij gerust naar den berg Kaf terug. De blaauwe vogels ontfpanden zich van den wagen en volgden hem, de wolk, die den wagen omhuld had, verdween , en men zag den 1'egtmatigen Sultan en den lieveling van den Profeet.

Sapheddin befteeg den troon, dien zijne trouwelooze onderdanen voor schabour bereid hadden. Met eenen vurigen blik zag hij nu op zijn volk neder. De goede forst had medelijden met deszelfs verfchrikking. Hij wenkte den scheik, die naast hem ftond, om tot het volk te fpreken, en de rnan Gops deed he{ in de volgende woorden:

„ Muzelmannen! Allah en de Sultan kennen de ,, opregtheid van uw berouw. Zij beminnen u en ver,. geven u. Herinnert u den misftap, dien zij in ver, getelheid hebben gefield, en vindt daarin eene nieuwe " aanfporing tot trouw." — ,

,, En gij, verheven Sultan! Laten de van den hemel >5 u gefchonkenc inzigten en deugden tot uw en ons geluk dienen! Maar vertrouw nimmer de bedriege. II lijkheden der wereldfche bedrevenheid, dier zich alles „ aanmatigende fchranderheid, die alles zien wil en a, meent te zien, die zich in hare eigene fpitsvindighe„ den verwart, en het ongeluk uit de verte tot zich • .„ roept, ja dikwijls juist door de maatregelen zelve, „ die zij daartegen neemt. Zijt verftandig, zonder vit,, terij en onrust. Paar met eene verftandige voorzigtigheid eene matige werkzaamheid; en als gij alles „ gedaan hebt, wat van u afhangt, zoo verwacht alles 3, van den hemel, alsof gij niets gedaan hadt!" -r

SA"<