DE steenen vriend. 2»!

i semalin voor het altaar leiden, u, kroon en fieraad van He vrouwen! dan zal ik voor hem, als hg «jj. ni" wordt, eene kapel bouwen, om hem te vtrzoe" ^ " - , Zie Wndl" - zoo fprak de vader als Demiddelaar - % mi kunt gij deze daad niet veroordeelen!

De Heiüge zal zich ook verheugen over deze gelofte, " want zijn huis zal fpoedig inftorten. Welaan! maak " .cn einde aan de fmart van den Graaf! Zeg wat gij " wilt, ik zie toch, dat uw hart ^geheel voor hem

" klopt, dit kunt gij niet ontkennen."

"De Graai viel, zwijgend, op zijne knieën voor haar neder, en liet alleen de oogen fpreken Zij verichoonden, als voortreffelijke voorfpraken, hetgeen, wat de Helde misdreven had. De Freule, geheel aandoening _eii gevoel, -vergaf hem zijne fchuld, en liet zich eindelijk door zijne redenen overhalen. Zij fprak nu het, eerst geweigerd, ja! en hieruit ontftond de geluklugfte echt. De Heilige kreeg ook een prachtig huis , hetwelk men nog heden ziet ftaan. Derwaarts doen de meisjes tegenwoordig hare bedevaarten, om ook zulken man, als de Graaf was, van den fteenen Patroon, te verzoeken en af te bidden.

MOLIÈRE REGTER.

Chapelle, van molière, te Auteuil, komende, bij wien hij, naar zijne gewoonte, het glas rijkelijk geledigd had, 'kreeg, in het midden der kleine weide van Auteuil, verfchil met een' knecht, godemer genaamd, die hem federt meer dan dertig jaren diende. Deze oude dienaar genoot de eer van altijd plaats in de koets van zijnen meester te hebben. Chapelle kreeg de grilligheid, van hem dit voorregt te doen verliezen, en gelastte hem, om achter op de koets te ftaan. Güöemer aan de luimen gewoon, welke de wijn bij zijnen meester veroorzaakte, maakte niet vcei haast om zijne bevelen uit te voeren: de Heer werd boos: de knecht fpotte met hem en zij grepen elkander in het rijtuig aan. D© koetfier fprong van den bok af, om de vechtende te lcheiden. Molière was, aan zijn venfter, getuigen van dit tooneel, dacht dat de bedienden van chapelle hem vermoorden wilden, en fchoot, zoo fpoedig hij kon, te zijner halpe toe. „Ach! molière!" nep hem chapelle toe, „dewijl gij nu hier.zijt, beoordeel of ik on* S 5 Sc*