geschiedenis van pater nicolaas. 30Ï

maken. Teugelloos in verkwisting en zwelgerij, fleepte h"ü mij met zich, als een' kweekeling, dien hij wilde opleiden tot de kunst van in de groote wereld, en-in eene edele onafhankelijkheid te leven. Door de blinde toeo-eefiijkbeid mijner moeder was ik in ftaat gefield, met3 mijne vrienden deel te nemen aan alle vermaken, die niettemin altoos door mijne ongerustheid vergiftigd, en door de inwendige verwijtingen van mijn geweten gevolgd werden. Deszelfs gezag was echter niet geheel vernietigd; in het geheim was ik belangeloos, weldadig, deugdzaam, en maakte dikwijls een loffelijk gebruik van mijnen tijd en mijn geld, terwijl ik mij naderhand, bij mijne gevaarlijke ' medgezellen , beroemde .dezelve tot losbandige ligtmisferijen aangewend te hebben.

„ Intusfchen werd mijne natuurlijke regtgeaardheid door de hebbelijkheden, waartoe men mij overhaalde allengs verftompt, en mijn geweten, ten aanzien mijner grove buitenfporigheden, in fiaap gewiegd; doch het vertrek van de la serre, die bevel kreeg om zich bij zijn regement te Duinkerken te begeven, ontbond mij van mijne kennisfen. Volgens zijn- verlangen, vergezelde ik hem tot aan de woning van een' zijner bloedvrienden in Picarclie, bij wien hij een paar dagen moest doorbrengen. „ Ik zal u daar voordellen," zeide hij fcherifende, „ en gij zult de Vriend van het huis zijn. „ Saintouges, mijn neef, is even zoo ingetogen, en

juist zoo een fchoolvos als gij waart, toen ik u voor " de eerde maal zag." Inderdaad, de achtingwaardige man, welke hij mij op deze wijze fchilderde, bezat al de deugden, waarover de la serre mij had doen blozen. In dit gezelfchap herwon ik weldra het karakter, hetwelk ik in Hechte gezelfchappen te Parijs verloren had. Zijn voorbeeld deed mijne eerfte zedelijke neigingen weder ontwaken, en zijne grondbeginfels verfterkten ' dezelve. De fchoone ewilia, dochter van saintouges, trok mij vooral tot de deugd,, door eene innemende bekering. Hare aantrekkelijkheden, en hare ongekunftelde eenvoudigheid, verzekerden haar weldra , dat zij in mijn hart verre boven alle andere perfonen van hare kunne., met welke' wij in die ftad omgang hielden, verheven was. De la serre, integendeel, wien de fmakelooze hoedanigheden van zijne nicht verveelden. nam, na drie dagen toevens, zijn affcheid, en belloot mii te Parijs weder te komen bezoeken, zoodra