344 WAT GAAT ER THANS BUITEN ONS OM?

Jicht vormt den melkweg aan den hemel, — VOrmt de naauwelijks zigtbare nevelfterren.

pit aanwezen in de oneindige diepten van het heelal, gei'chikt om tot in het oneindige de grootheid van den Eeuwig levenden te verkondigen, vermenigvuldigt de ibm van hetgeen, dat er buiten ons omgaat, in de ontelbare magien van het oneindige — en fpant dus de denkkracht van den bewonderaar der febepping; maar doet pok ons thans, zoo ik meen, de nietigheid befeffen, van dat ftofje, waarop aardbewoners omwoelen — waarop — en waarom zoo veel getwist wordt, en dat, wit een ander ons gegeven punt in het heelal gezien, met al de vergankelijke grootheid, die daarop fchittert, naauwehjks zigtbaar zou zijn; — maar hier ftollen onze gedachten, bij dat, wat er buiten ons omgaat. — Kee* j-en wij liever het blad nu eens om ™

II,

Wat gaat er nu in ons om ?

Ja, wat gaat er thans in u om, M. H.! Vergunt mij na de voorafgegane bel'chouwing u zoo aan te fpre. ken. Was enkel uw gehoor en uwe aandacht werkzaam ? — of woog uw oordeel gelijktijdig de waarde der voorgemelde zaken? — gaf het licht des verftands in n ook eenige warmte en gloed aan het hart? — of werkte bij u misfchien zoodanig het gevoel voor het verhevene en voor het oneindige, dat de kracht tot denken als bezweek? -r- of gingen er welligt geheel andere gedachten en gewaarwordingen bij u om? — heeft veelligt het onbekende, het nieuwe, waaraan bekrompene verhanden zich ftooten, zoo lang zij aan den leidband der opvoedingsdenkbeelden gaan, u gekwetst? —— heeft veelhgt de zijdelingfche aanraking van vooroordeelen en eenzijdige voortellingen, eenig onaangenaam gevoel bij

u veroorzaakt ? en den toon uwer ziel verftemdV ■

Het zou moeijchjk zijn, dit alles te bepalen, en voorwit te berekenen, daar dit alles afhangt van den aanleg onzer vermogens, van onzen fmaak, van onze vatbaarheid, en vooral ook van onze zedelijke èn Godsdienftige lemming. —— Keert thans in u zeiven terug, en on(ferzoek dit ^elye, rrrm ■