34§ IETS UIT DE NATUURLIJKE GESCHIEDENIS DER UILEN.

bekenden bezat zulk eenen Uil, welke zeer tam was en tevens het ganfche buis doorliep, zonder voorfmen' fchen fchuw te zijn, en kwam fpoedig, als men hem bjj zijnen naam hoop riep, te voorfchijn. Die zelfde lieer had tevens eenen poedelhond en eene kat, met welke beide deze Uil in vijandfchap leefde. Kreeg de kat eten, en had zij iets, dat hem aanftond, dan ging hij ltilletjes achter haar, en beet haar dan, vrij hard, in den li-aart; de kat fprong dan, met een gefchreeuw, terug of voorwaarts, en terftond roofde de Uil dan iets van haar eten, vloog er mede heen en at het op. Met den poedel handelde hij anders, dewijl hij denzelven, wegens zijne ruige haren, geen nadeel' of pijn kon aandoen of toebrengen. Als die hond ftond te eten, dan Vloog hij denzelven onder den buik, hield zich daar met zijne klaauwen aan den hond vast, en dan liep de hond, uit al zijne mast heen, om van den Uil los te

Worden. Somtijds bleef de Uil vrij lang hangen Onder

den buik van den hond, welke dan, om van&denzelven ontflagen te worden, in het water fprong; doch de Uil liet hem altijd tijdig genoeg los, zoodat hij niet in het Water raakte; dan vloog hij fpoedig terug, en ontroofde dan altijd iets van de fpijze, welke men den hond had voorgezet. — Deze Ui' vas ook geleerd, om zich buiten het huis hier of daar neder te zetten; dan hield hij zich zeer ftil en verroerde zich niet: terftond kwamen kleine vogeltjes, vooral musfehen op hem af met een ijsfelijk getier, men fchoot dan onder dezelve, en hij was lchielijk bij de dooden, die voor hem een lekker beetje waren. Hij was voor dit fchie$en geheel niet bevreesd.

Ik heb deze foort van Uilen bij den dag wel eens eene musch zien vangen, welke zij overvielen, eer zij er om dacht. Een bewijs, dat zij niet blind zijn bij dag, gelijk eenigen , fchoon verkeerd, denken. Gebruikt men eenen Uil op eene kruk, om vogeltjes met lijmroeden te vangen, dan ziet men hem bukken, zoo dikwerf een vogeltje op hem toevliegt; ook een bewijs, dat hij bij dag goed en zelfs fcherp zien kan. — Uit dit weinige, dat ik, door de ondervinding, van deze vogelen - foort heb Jeeren kennen, ziet men, dat ook deze vogel fchranderheid en list zamen weet te paren. Kon men hem in alles des nachts gadeflaan, wie weet, hoe wij ons over zijne fchrandere listen zouden moeten verbazen, doch wij kennen zijne natuurlijke gefchiedenis nog te weinig.

ovRa..