378 nuttelooze vetkwisting is verachtelijk.

Leer uit deze gefcbiedenis, mirzah, zoon van hos-

SEIN; , zoo vervolgde thamas ibn azar om

uwe 'giften wel te berieden. Geef den armen van uw vermogen, dan voldoet gij aan het bevel van god den barmhartigen, maar geef hun in eens niet alles, dan verkwist gij uwe giften nutteloos, en maakt hen tot verkwisters. De fterveling, die in eens alles weggeeft, ftelt zich buiten ftaat, om in het vervolg weer te kunnen geven. De mensch is niet gelijk aan god; des Barmhartigen fchatten worden nimmer uitgeput, maar de fchatten van den mensch , al bezat hij al de rijkdommen van het Oostenv zijn eindig. «- — Hier zweeg thamas, drukte mijne hand, kuste mij en ging heen. Ik ftond, zag hem achter na, en bewonderde het verftand van den wijzen.

Ik was nu alleen, mijne gedachten werden vermenigvuldigd, en ik ontleende, uit het verhaal van thamas, voor mij zeiven deze ïcsfcn: Armen zijn onze broeders, welken ook het onze toebehoort. Veel te geven op eenmaal aan eenen bedelaar, is onverftandige dwaasheid, want hij verkwist onze giften, veracht en befpot onze weldadigheid. Geen arme moet troosteloos worden weggezonden, want wie zich over den armen ontfermt , zegt ibn david, die leent aan allah. Wie eenen beboeftigen verjaagt, en eenen armen braven en opregten man vervolgt, die zal niet gezegend zijn en geene ruste vinden. De kinderen van den braven beboeftigen, en de huisvrouwe van den deugdrijken armen zullen den vloek van allah, door hunne tranen, op den onbarmhartigen vervolger brengen; hij zal geene barmhartigheid vinden, in den grooten en vreesfelrjkèn dag der vergelding, bij den barmhartigen Ontferm er. —— Mirzah verkwist uwe giften niet noodeloos', maar geef aan den armen op de regte wijze, opdat gij bij god en menfchen niet verachtelijk worden moogt!

staal-