- 142 -

Men vindt verschillende vorsten: Grubbenvorst, Broekhuijzenvorst, Vorst onder Velden, de Vorst onder Posterholt. Wij zien daar ook het voorvoegsel Grubben(vorst), wat ook in onze taal bewaard is als greppel, greb, grebbe of Grub, een gracht of sloot. Daarmede moet men rekening houden met de verklaring van Grubbenvorst, en Grijze Grubben onder Nuth.

Veel komt ook de benaming hagen, hegge voor, wat een omsloten gedeelte grond beteekent; men denke hier aan 's-Gravenhage, Nieuwenhagen, Hilleshagen, Terhagen onder Elslo, Wolfhagen onder Vaals, Gerheggen onder Neer, Hegge onder Schinnen, Hagenbroek bij Thora, Hagerhof bij Venlo.

Hart was in de oude taal een woud, van daar de Harz, de Duitsche woudstreek. Een enkele plaatsnaam die anders zeer duister schijnt, is er nog van over : in Limburg : Herten bij Roermond. Ook leidt men er Ardennen van af, n. 1. Hard-venne. Ook Vaashartelt en Hartelstein onder Bunde.

Stein, zooals men weet beteekent Kasteel eene vestiging van steen, tusschen de leemen huizen, zooals nog blijkt uit het Steen te Antwerpen, IJsselstein, Loevestein enz.

Daarvan hebben wij onder de Limburgsche plaatsnamen nog over Stein.

Hees, middeleeuwsch latijn hesia, Engelsch heath, Angelsaksische hêze is heide of slecht begroeide grond, vinden wij terug onder Sevenum, Voorste en Achterste Hees en veelvuldig in Brabant in Maarhees, Holthees, Heeze en Leende, Heesch, enz.

Holt geeft in een anderen vorm ook de houtrijkheid van den vroegeren bodem aan.

De plaatsnamen krijgen in de gewone Limburgsche spreektaal soms een geheel anderen klank, dan in de schrijftaal. Denkt niet, dat een echte Venrayer van Venray zal spreken, hij spreekt van Rooij en zegt voor Oostrum, Ostrem in plaats van Castenray, Castelre, van Oirlo, Oeldere van Meerlo Meeldere, van Schadijk, de Schaak.