448 LEERREDE OVER JEZAJA IX: Ilb. EN Ia., ENZ".

Deze dingen doet gij, en ik zwijge — gij meent, dat ik te eenenmale ben, gelijk gij. — Ik zal u ftraffen, en ik zal het ordenlijk voor uwe oogen jlcllen. Virftaat dit toch, gij Godvergetenden! opdat ik niet verfchcure

en niemand redde. Het oogmerk, waarmede god

de volkeren en de menfehen met de roede bezoekt, is om dezelve tot nadenken, inkeer en verbetering te doen komen: aardfehc vaders kastijden hunne kinderen fomtijds naar hun goeddunken en naar hunne luimen; maar de hemelfche Vader kastijdt ons alleen tot ons nut, opdat wij zijner heiligheid deelachtig zouden worden: de goedertierenheid gods jegens de menfehen heeft ook geen ander doel, dan om hen tot bekeering te leiden; en er is daartoe alleen vergeving bij god, opdat Hij

gevreesd worde.

Zullen wij dus, op dezen plegtigen dag, tot god, inet dankzeggingen en gebeden naderen, en de verhooring onzer frneekingen voor bet behoud onzes Vaderlands met grond kunnen verwachten, dan moeten wij, diep doordrongen van de waarheid, dat niet alleen bijzonder; maar ook nationaal geluk, met ongodsdienffigheid en zedeloosheid onbeltaanbaar is, elk in onzen kring ons bevlijtigen, om het algemeene heil te bevor deren , en daartoe elk in onzen kring, niet alleen de zedelijke verbetering van anderen; maar vooral van ons zeiven zoeken.

• Och! dat Nederlands volk en dat ook wij nog heden in dezen onzen dag, bekenden wat tot onzen vrede, wat tot ons behoud, dient! Bij alles, wat wij bidden kunnen, mogen wij wel vooral bidden, dat god ons volk en ons daartoe de oogen opene; den geest der bekeering over ons uitftorte en ons zelf tot zich bekeere, opdat wij behouden worden, Amen!

VER,-