474 OK AVONDSTOND OP HET LAND.

„ „ niet, zij zou van verdriet fterven."" „ Bij deze woorden trok ik hem met mij, niet naar therese, „ maar naar de minne, die ons kind zoogde. „„Kom, ,, „ vader! hier is er nog eene, over welke gjj u „ ,, erbarmen moet."" Gij iliept juist, mijne doch„ ter! uw teeder gezigtje was het beeld der onfchuld „ en der gezondheid. Laurens keek naar de wieg, en zijne oogen werden vochtig; nu nam ik u op en „ reikte u hem toe met de woorden: „ „ Dit is im„ mers ook uwe dochter, vader! " " Intusfchen. „ ontwaaktet gij, ftrektet uwe kleine armpjes naar lau„ rens uit, vattedet hem aan zijne grijze haren, en trekt zijn gczigt naar het uwe toe. De grijsaard kon niet langer wederltaan; hij drukte u met"de groot„ fte teederheid aan zijn hart, en kuste en zegende u; voorts nam hij u op zijnen arm: „„Kom, zoon,"" zeide hij, en reikte mij de hand, „ „ kom gaan wij ,, „ naar mijne dochter!"" Gij kunt u verbeelden

5, mijne kinderen! met welk eene blijdfchap ik mede s, naar moeder ging!"

„ Onder weg kwam mij in de gedachte, dat mijne ,, therese zelve welligt verfchrikken zoude, indien ,, zij haren vader zoo plotfeling kreeg te zien. Ik liep „ derhalve vooruit, maakte de deur open, en, het eer„ Re, wat ik zag, was — den Graaf van **, die ,, voor mijne vrouw op de knieën lag, en welke hem „ met geweld moest terugftooten om zijne ftoutheid te ,, wederftaan. Zonder lang overleg (tiet ik hem den

degen door de borst; hij zeeg op den grond neder, „ en het bloed liep ftroomsgewijze uit zijne wonde.

Hij riep om hulp, en er kwamen dadelijk menfehen ,, toeloopen. De wacht kwam, en mijn degen rookte

nog van het bloed. Ik werd medegenomen, en de „ ongelukkige laurens kwam met de menigte binnen, ,, om zijnen Schoonzoon, geboeid, naar de gevange,, nis te zien liepen. Ik viel hem om den hals, beval ,, hem m'rjn kind en mijne vrouw aan, die onmagtig ,, op den grond uitgeftrekt lag; vervolgens kuste ik u

nog eenmaal, roosje ! en volgde mijne kameraden,

die mij naar de gevangenis bragten. Ik bragt twee ,, dagen en twee nachten daarin door, en gaf mij aan'

ai dien hevigen kommer over, weike in mijne om„ Handigheden zoo natuurlijk was; ik wist volftrekt

niet wat er verder gebeurd was, en hoe het met

,, the-