over de bezetene??»

waggelen. Dit bewoog- voor geruimen tijd reeds een waardigen vriend, om mij eene openbare verklaring van mijn gevoelen over deze bezetenheid af te vergen, in hoop dat ik beflisfende bewijzen voor den grond en de waarheid der zake bij kon brengen. Hij noemde het een voorwerp; ,. waar de ligtzinnige Vrijgeest meê s, fpot; die de kundiger Neologist onder de Joodfche „ vooroordeelen rangfehikt; en, waar de befcheiden „ liefhebber der waarheid altijd eenigzins verlegen meê „ is." Ik antwoordde hem (indien ik mij wel herinnere), dat, hoezeer ik met hem het eenvoudige oude gevoelen toegedaan ben, het doorgronden van deze (Ifif de krachten Van iemand te boven gaat, wien geen dadelijk inzigt in de geestenwereld vergund zij; dat ik echter beproeven wilde, of mij dien onverminderd, bij vervolge daar ecnig licht en eenige kracht, toe verleend mogt worden. Sedert dien tijd heeft mij _ een ander vriend van verfhnd de aangename mededeeling gedaan, dat hij vrij wat daarover bijeen gezameld had, hetgeen hij op zijn tijd bekend zou maken. Daar dit echter tot nog zonder gevolg gebleven is (*), en ik bij mijne bearbeiding des Bijbels wel gedrongen werd over de zaak na te denken; befloot 'ik eenige • waarheden, als voorloopige toebereidfels, ter beter inzigt, gemeen te maken; in hoop dat het onvoikomene daarvan niets aan de waarheid die er in ligt, benemen zal.

fseologist en Paleologist, of JNieuw- en Oudgeloovigen, hebben dit met elkander gemeen, dat in en op zich-zei ven de een niet klaarder ziet dan de ander. Wij zien ('regelmatig) alle niets anders dan 'de zintuigelrjke wereld; eene waarheid, die zoo eenvoudig en tastbaar zij is, echter in onzen tijd, of geheel vergeten, of zeer fcheef en ongepast aangewend wordt! Men befluit er uit: Derhalve is er geene onzintuigelijke, geene nam'aals, geene geestelijke wereld." Een klein kind zou beter gevolg trekken. — Immers, wanneer Christus,

(*) Ten deele is het echter gefchied in een echt geestelijk Werk, dat aanbeveling verdient: de Godsdienst des Bifids , in Verhandelingen over eenige plaatfcn der H. Schrift. Ter ftichting van Befchaafde Lezers, naar de behoeften onzes tijds. (In het Hoogduitsch gefchreven en) Uitgegeven te StraatS' burg) bij j, u, silberman, 1811. In Octavo.