smartelijken dood.

S4i

Dit werd geflaan, doch verre van daarbij baat te vinden, leed hij daardoor nog meer dan te voren. Men oordeelde, dat zijn einde naderde: een Geneesheer, dien men in der haast ontbood , niet fchielijk genoeg geko* men zijnde, dronk der Baron, uit eigene beweging, vier oneen zoete olie, die hij weder kwijt raakte, met iets van den vorigen drank. Hij dronk nog twee oneen , maar hij braakte niet meer. De piin intusfehen vermeerderde elk oogenblik. Een half uur naderhand, dronk hij zes oneen heet Dantziger bier, doch hij ra.* te het niet weder kwijt.

Dit alles was voorgevallen, wanneer de Geneesheer bijl, wien naderhand boerhave allen lof heeft gegeven, wegens zijne voorzigtigheid, van 's Gravenhage aankwam. Toen hij den zieke had gezien, durfde hij hem niets voorfchrijven, alvorens boerhave gekomen was. Die twee raadpleegden met elkander, om de ware oorzaak van zulk een vreemd verfchijnfel te ontdekken. Beiden waren van gevoelen, dat, alvorens zij die niet wisten, zij ook niets konden voorfchrijven, dat eene goede uitwerking had.

Na den lijder met alle aandacht befchouwd te hebben, konden zij nog niets opmaken uit hetgeen dat zij zagen, dan alleen dat de pijn voortkwam uit de borst. Maar waarom die pijn daar was, wisten zij niet. Overigens zag er bij tusfehenpoozingen de Baron uit als een gezond mensch. flij gaf echter door teekenen en wenken te verftaan, dat de pijn vreesfelijk was, en hij wees aanhoudend naar de holte van de maag, vervolgens naar de ruggegraat. Men konde niet merken, dat eenig deel gezwollen was, - alles zag er uit als naar gewoonte.

Boerhave nu wist dat men hevige pijnen lang kan verdragen, wanneer zij niet met ontfteking gepaard gaan. _ Daaruit belloot "hij, dat de lijder nog wel eenigen tijd zoude kunnen leven. Hij fchreef' intusfehen eenige verzachtende middelen voor, doch die niet hielpen. Boerhave kon niet langer toeven; hij ging, na den anderen Geneesheer te hebben geraden, de natuur te laten werken, daar zij alleen op losfe gisfingen werken moesten, en de pijn daardoor veeleer zoude vermeerderen dan verminderen. De Baron bleef in dien toeftand tot 's ochtends acht uren; toen merkte de Heer Eijl, dat de levenskrachten allengskens verminderden, en, als het ware, voor de hevigheid van de fmarten yerdwenen,

ech-