socratische gesprekken. 553

hen wel, en wanneer zij te uwen opzigte nalatig zijn, berisp hen dan met zachtzinnigheid en zonder drift. Men verlaagt zich door gramfchap te betooaen en fcheldwoorden te gebruiken. Hoor hen , en {preek hen toe met goedheid over de zaken, hunnen dienst betreffende; doch buitendien behoort men zich met hen niet te veel in te laten of zich eenige fcherts, kortswijl, of moedwil met of omtrent hen te veroorloven. In één woord, wees hun een goed meester, maar niet hun gezel. Zij zullen u eeren en beminnen, wanneer gij die juis'te middelmaat zult weten te houden; vooral wanneer gij nog eene zaak in het oog houdt. E. Welke is die, socrates ?

S. Dat gij niets uit eigenzinnigheid moet gebieden: het gezag werkt wel uit, dat een onderhoorige gehoorzaamt, maar hij gehoorzaamt kwalijk en met tegenzin; hij wordt het moede. Onze opperfte meester, waaraan elk met welwillendheid gehoorzaamt, is de Rede.

E. Het zou niet moeijelijk zijn, die zelfde regels uit te ftrekken tot de handelwijzen-, welke men omtrent zijne Kinderen behoort in acht te nemen Ik gevoel, dat men aan den eenen kant hen mer goedheid bejegenen en zich echter aan den anderen kant moet doen gehoorzamen ; en zulks door tot rigtfnoer zijner daden te nemen deze uwe beide grondftellingen: i". dat wij als menfchen elkander gelijk zijn en 20. dat men eene be> hoorlijke ondergefchiktheid behoort te onderhouden.

S. Zeer goed; maar gij zult niet vergeten, evagoras! dat, daar, er verfchiilende trappen van ondergefchiktheid zijn, er ook verfchiilende trappen beftaan in hetgeen, wat men hun verfchuldigd is. Een welwillend voorkomen is alleen niet genoegzaam. Er zijn menfchen , die grootere blijken van achting en beleefdheid verdienen.

E. Zeg mij, bid ik u, welke is de evenredigheid, en welke zijn, om zoo te fpreken, de wijzigingen, die men te dien opzigte behoort in acht te nemen? Bij voorbeeld, een Vorst heeft vele foorten van hem ondergefchikte perfonen; hij heeft Staatsdienaars, Hovelingen, Krijgsoverften van verfchillenden rang; hij heeft onderdanen van allerlei ftanden. Hoe behoort hij zich omtrent allen te gedragen?

S. Laat ons eerst het gemeen befchouwen. De Vorst behoort aan den geringd-en zijner onderdanen de gewone Mm 5 be-