556 iets over het gewigt van het zogen

verftand, of opgeklaafdheid van geest, uitmunten- die goede voorbeelden geven, en een aangenaam onderhoud verfcharren, opdat hij aangename oogenblikken met hen zoude kunnen doorbrengen; dat men in deze verkeering dien toon houde, welken men in de gezeJfóhappen, in het gemeene leven, onder menfchen, die de een van den anderen niet afhankelijk , doch die door gelijkheid van fmaak en wederkeerige achting vereenigd zijn, ziet heerfchen; dat de Vorst juist dien toon houde, welken een man van aanzien gewoon is omtrent zijne vrienden te houden; dat hij niets voor zijnen rang vordere; dat hij goedvinde, dat men hem tegenfpreke; dat hij ook het zijne toebrenge, en dat hij aan a-deren die zerde oplettendheid betoone, welke hij omtrent zich zeiven wenscht in acht genomen te hebben, en dat hij door dergelijke handelwijzen als die, welke hij van anderen vordert, trachte te behagen Zie daar, op welk eene wijze een verftandig Vorst met iederéén kan verkeerén en met gemakkelijkheid en waardigheid al die gewoonten aannemen, welke hem voegen.

E. Ik zie wel, dat prothymus en ik, beiden, te Verre gegaan zijn. Het is het aan onze jaren eigen gebrek dat men van het eene uiterfte tot het andere overilaat; maar het is u, socrates ! eigen, alles weder tot het regte middelpunt terug te brengen.

iets over het gew1gt van het zogen voor. moeder en kind.

TTan het grootte gewigt is de taak der vrouwelijke ▼ borften, deze heilige bronnen en opvoedfters van het menfchelijke geflacht, gelijk de geleerde blumenbach zich zeer eigenaardig uitdrukt. De moedermelk is het eerfte voedfel des kinds, en heeft op de gezondheid ^zoowel als op de hoedanigheden van den nieuwen wereldburger den blijkbaarften invloed. Het zogen der kinderen heeft daarom ook, fteeds van de oudfte vol. ken af tot op onze tijden toe, de grootte aandacht tot zich getrokken. Inzonderheid waren de teedere - . moe-