6l8 OM HET WATER OP EENE ZEEREIZE GOED TE HOUDEN.

verwachting, want hij hechtte weinig geloof aan het vertelfel van zijn' kuiper, doch hij bevond, dat deze gelijk had.

Hij deed eene reis van zes maanden, zonder ergens in te loopen, noch anker te werpen. Hij bad zoo veel water mede genomen, als hij dacht te zullen noodig hebben, en het was zoo goed gebleven, dat hij van de Kaap geen water begeerde, -voor dat het zijne geheel en al was opgeraakt.

Hij had, verhaalde hij mij wijders, uit pieuwsgierigheid, een aldus bereid vat laten in duigen flaan, en hij had opgemerkt, dat er rondom van binnen in hetzelve, eene witte, dunne korst lag, iets dat hij aan de kalk toekende, en dat, volgens hem, de werking van-de lucht, op het water belemmerde, en ook belettede, dat er infekten in het hout kwamen.

Weinig moet men met de gefchiedenis van de zeevaart zijn bekend geworden, om niet te weten, in welke angften en in welk gevaar, gebrek aan goed water de fchcpelingen, die foms geene hoop hebben van binnen kort eene haven te kunnen bereiken, en die ook niet altoos zijn verzekerd, van overal water te kunnen krijgen, in welke angfien, zeg ik, gebrek aan zoet water, ibms fchepelingen brengen kan. Men heeft het gezien , dat gebrek aan goed water, de oorzaak is geworden van het vergaan van het fchip met man en muis. De Towncr van 74 ftukken , vertrok van China in cie maand .April 1798, in Augustus kreeg hij gebrek aan water, doordien het zijne was bedorven geworden. Men liep in eene haven binnen, ten einde de vaten met goed water te voorzien. Dit gaf gelegenheid om uit te rusten, veertien dagen lang. Een geweldige ltorra ftak op, het fchip werd met zoo veel geweld tegen den wal, bij nacht, geflagen, dat het verbrijzelde, en daarbij vijf man omkwamen.

IETS OVER DEN FRIESCHEN EDELMAN, DIEN MEN AAN DEN KANT VAN LE SAGE TEN BROEK IN DE TWISTSCHRIFTEN HEEFT DOEN OPTREDEN»

Wij hebben het volgende ontvangen, van eene zeer vertrouwde hand met vrijheid van piaatling.

Het