64.6 VERHANDELING OVER DE GASVERLICHTING.

druk meer algemeen bekend te maken; wairtoe eindelijk bcfluitende, kwam het mij voor, dat gij dezelve welligt een plaatsje in het Mengelwerk van uw geacht Maandwerk zoudt willen inruimen; welk gevoelen bij mij te gereeder ingang vond, daar in het Mengelwerk der Vader landfche Letteroefeningen van 1815, N°. 15, een, hoewel zeer oppervlakkig en onvolledig berigt, aangaande het Gaslicht gevonden wordt, en het ook den Lezeren daarvan, misfchien niet onaangenaam wezen zal, iets meer uitvoerigs dienaangaande te vernemen; iets, hetwelk tot hiertoe, in onze taal, voor zoo verre mij bekend is, te vergeefs gezocht wordt. Het ge¬

melde ftuk gaat hier nevens, met de plaatfing van hetwelk gij zeer zult verpligten,

Uwen beftendigen Lezer Lcydcn, M. I. s. BEVEL,

Jan. 1817. A, L. M. & Phih Doet.

Wanneer wij ons zeiven, ten onderwerpe onzer overdenking maken, vinden wij ons genoopt, de Almagt, Liefde en Wijsheid, des volmaakten Scheppers te bewonderen, niet flechts wegens het zoo kunftig, als doelmatig zamenftel onzes ftoffelijken omkieedfels, maar bovenal wegens die, in ons glimmende vonk der Godheid, welke in ons denkt, en werkt, en de oorzaak der werktuigelijke verrigtingen onzes ftoffelijken aanzijns is. — ,

Door haar toch omvatten wij niet alleen, in onze verbeelding, het onbegrensd heelal, bezaaid met millioenen zonneflelfels, en zien wij, in elk der bollen, waaruit dezelve zijn te zamengefteld, niet enkel tintelende vonkjes , maar zoo vele, rusteloos wentelende, door redelijke wezens bewoonde werelden , wier bewoneren zich niet min dan wij ons, door zegen en genot omgeven zien. • Door haar peilen wij niet alleen de diepten der zee, doorkruifen de ingewanden en het harte der aarde, doorfnurFeleu wij de verholene werkkameren der Natuur, ten einde den, ons aanzijn ingedrukten, en bijna onverzaadbaren lust, naar meerdere kennis te vsrzadigen, maar, door het gevoel van eigenliefde, en

de