£8© GEDACHTEN OVER DE wijsheid

komt daar in het verband zijner rede ook juist te pas. Petrus inttisfcben fpreekt tot Joden. en heeft blijkbaar ten doel hun te beduiden, dat de belofte des Geestes, naar het woord der Voorzeggingen, bijzonder hun, als Israehten aanging. In dien geest redeneert hij ook in het volgende derde Hoofdft. vs. 24 en 25. Maar nu — die belofte raakte niet alleen hen, die daar thans verflagen Honden, maar ook hunne kinderen; eh niet flechts deze, maar ook al de heinde en ver, door de toen bekende wereld heen verftrooide Joden, zoo vele er maar, van gods wege, toe zouden geroepen worden. _ En deze opvatting van petrus woorden brengt mij juist tot de befchouwing van het begrip, dat zich jezus Volgeren toen, wanneer Hij tot "hen fprak, en nog eenen geruimen tijd daarna , van zijne uitgertrekte bevelen, nopens de Evangelie-prediking zullen gevormd hebben. De Joden waren thans reeds verlh-ooid onder, en, in zeker opzigt, vermengd met alle volken der toen bekende wereld; wanneer de Verlosfer dus fprak van een prediken onder alle volken r~ van een onderwijzen van alle volken — van een prediken van het Evangelie aan alle creaturen, enz., dan hebben zij, buiten twijfel bepaaldelijk gedacht aan de Israëliten , die onder alle volken verltrooid waren, te gelijk met hen , die uit alle volken, door een gaaf aannemen van den Jooifchen Godsdienst, in het zaad van abraham uit jakob waren ingelijfd. Het is waar, Hij had hun ook van Samaria gefproken: doch de inwoners van dat gewest konden zij ligt befchouwen, ja wel als dwalende, maar tevens, als, door de befnijdenis, erkende vereerderen van den god van abraham; gelijk dit ook een volk was, zoodanig met het overblijffel van het oude Israëlitisch rijk der tien Hammen vermengd, dat ze zich zelve, blijkens joan. IV: 12, zonder eenige beden-? king voor nakomelingen van jakob hielden. Ook hadden zij hunnen Meester zeiven, naar het daareven genoemde joan. IV, met zoo groote belangftelling en merkbaren yoorfpoed omtrent de Samaritanen werkzaam gezien.

Der Apostelen begrip was dan, tot dat hun in deze zaak een nader en klaarder licht opging, nopens het ftuk onder handen, het volgende; „ Aan de Joden „ moest alom het Evangelie 'der genade en der verzoe-

ninge gepredikt worden — deze moesten tot de erï» kentenis van den Gekruisten Verlosfer, als hunnen

?, Heer