en goedertierenheid gods. 717

«laats nog opmerken, jezus had zich over hem ontfermd- en hem* op eene wijze, welke zijne heilige wtjze cn allerteederjie ontferming ten jlerkjle teekende, tot zijne geloovige erkentenis en gehoorzamen diensS

"oT^fiedems van 's mans bekeering, welke ons, Hand. IX verhaald, en, door hem zeven, ^rmale» herhaald» ia, als grondbeweegreden van al zijne voife de verrg ingenÖvoorgefteld wordt, levert ons hier. Kr een aandoenlijk tooneel op. En nooit herinnert zich paulus , wat hij geweest, maar ook, door de genade van den Heere iezus christus, geworden was, aan met het levendigfte, ootmoedigfte en dankbaard-a gevoel zijnes harten. Dan is het eens: die tk te voren een Gods-lasteraar, een vervolger en verdrukker was — ïezus christus kwam in de wereld, om zondaren zaUo H maken, van welke ik de voornaamfte ben — tn mij, den voornaamjlen wilde jezus christus.*/ zijns lansmoedigheid betoonen (*). .

Dan wederom: ik ben de minfte van 4e Apostelen, die niet waardig ben een Apostel genaamd te worden; daarom, dat ik de Gemeente gods vervolgd hebbe Doch, door de genade gods, ben tk, da tk ben. De* %ijl wij deze bediening hebben, naar de barmhartigheid- die ons gefchied is, zoo vertragen W] met. m dan is het weêr: mij, de allerminjle van al de hei' h«en is deze genade gegeven, om, onder de Heidenen, ■] ha Evangelie, te verkondigen den onna/peur ijken rïkd mvan christus (©. En waarlgc, ons »s tot nog oe geen', in het Koninkrijk der Hielen aangenomen zondaar bekend, in wien de verheerlijkte Heiland zijne genade zoo zigtbaar heeft ten toon gefteld, dan paulus: maar wij kennen er ook geenen, die dit zoo levendig gevoelde — altijd van dit gevoel zoo zeer doordrongen was, en, onder anderen, ook daardoor opgewekt en aangevuurd, zooveel voor zijnen barmnai tigen Heer en diens goede zaak gedaan heeft!

Dan, daar het nu vooral op aankomt, moet ik «n-

df1 Vijfde^plaats.nagaan: hoe heerlijk zich de wijsheid

(*) 1 Tim. I: 13, 15 en 16.

(t) 1 O. XV: 9 en 10. 2 Cor. IV: I, Efez, III: 8« Zz 4