15

spreken. De Calvinistische levensleer was toen nog wel zeer sterk voelbaar in de stemming van de Hollandsche stad en de bouwwijze en versiering harer woningen. Terwijl deze Limburgsche Katholiek — met dat zeer ontvankelijke gemoed — zoo heel anders voelde en streefde is het te begrijpen, dat hij voor de specifiek stille, fijne, teere stemming van het Hollandsche leven alleen dan sympathie voelde, wanneer hem dat met de warme overtuiging en pittige taal van den opgewekten Joseph Alberdingk Thijm werd voorgedragen.

Sedert heeft heel Nederland eene groote evolutie doorgemaakt.

Het onderscheidingsgevoel van kunstenaars en publiek overziet een veel ruimer veld. Daartoe heeft Cuypers het zijne bijgedragen, en vele kunstbroeders hebben niet nagelaten dat op lateren leeftijd zeer hartelijk op prijs te stellen en hem van hunne sympathie te doen blijken.

Toch heeft Dr. Cuypers zelf den aanvankelijken afstand tusschen hem en zijn protestantsche omgeving op kunstgebied wel niet zoo principieel ingezien, wellicht meer als eene zwakheid aan de overzijde beschouwd, daar hij zijn eigen overtuiging als een werkelijk algemeen gegronde achtte. Een voorbeeld van zijn vertrouwen in de niet-katholieke Nederl. Kunstenaars heeft hij gegeven, dat allerminst beschaamd werd, toen hij omtrent 1874, gesteund door eenige Amsterdamsche vrienden, ten bate van den verderen bouw van de H. Hartkerk in de Vondelstraat een groote verloting van „Voorwerpen van Kunst en Smaak" organiseerde, waartoe een talrijke schaar van niet-Katholieken hunne bijdragen als etsen, schilderijen enz. enz. hebben geschonken. De bouwmeester had hun dit gezonde stedebouwkundig begrip voorgehouden, dat die eerste Nieuwe straat buiten de Veste, welke voerde naar he4 „Rij- en Wandelpark" waarin op aanraden van Cuypers nu reeds Joost van de Vondels standbeeld was geplaatst, dat die straat 't best werd afgesloten door het polygone koor der kerk en den slanken torenbouw daarboven. Dit kerkgebouw, niet meer in een verscholen hoek, zou dus voor 't burger-