— 88 —

park een oogenblik van rust kan genieten op zijn zwerftochten door het land ter bijwoning van commissies of vergaderingen in het belang van de aan zijne zorg toevertrouwde restauratiewerken.

Want in de restauratie van oude monumenten ligt het andere deel van Cuypers' bouwkundige werkzaamheid, dat niet minder dan zijn eigen scheppingen ons eerbied afdwingt voor dezen grooten bouwmeester. Naast den kunstenaar vinden wij daar den wetenschappelijken navorscher en den archeoloog in één persoon vereenigd.

Bekend mag ik veronderstellen, hoe hier te lande de ommekeer in de belangstelling voor de vaderlandsche monumenten tot stand kwam, hoe na het in 1873 verschenen Gids-artikel vanjhr. Mr. Victor de Stuers, getiteld „Holland op zijn Smals", het volk wakker geschud was. Hierna begon de staat te beseffen, dat hij er belang bij heeft om onze historische monumenten te onderhouden, om te beletten dat kunstvoorwerpen vernield of verkwanseld werden, om slooping van historische gebouwen zooveel doenlijk te voorkomen, en toe te zien dat bij het stichten van nieuwe rijksgebouwen ook aan de kunst eerbied worde bewezen. Was alzoo de grond voorbereid, de mannen die uitvoerend zouden optreden, moesten nog worden gevonden.

Natuurlijk was Cuypers hierbij de eerste!

Wat in vorige jaren aan herstelling van oude monumenten gedaan was, had deze meer benadeeld, dan eeuwen van verwaarloozing. De grofste onkunde en willekeur hadden hier, bij alle gemis aan eerbied, huisgehouden op een manier, die ons nu de haren te bergen zouden doen rijzen. Nagenoeg ieder oud monument kan hiervan een lijdensgeschiedenis verhalen. Wie zal ze thans noemen, al die oude gebouwen om wier lot Cuypers zich heeft bekommerd en die of door hem zeiven of met zijne medewerking voor verder verval zijn behoed? Nu echter niet gerestaureerd gelijk vroeger, maar na diepgaande studie, niet uit boeken, maar van het gebouw zelf, al mochten oude archieven soms waardevolle aanwijzingen geven. Voor Cuypers toch, die