Roermondsche milddadigheid.

Het is een algemeen bekende waarheid, dat in de middeleeuwen de beoefening van de zeven werken van barmhartigheid diep in het volkswezen doorgedrongen was.

Overal werden niet alleen door vermogende lieden, maar ook door goedgezeten burgers hospitalen, ziekenhuizen, doorgangshuizen voor pelgrims en reizigers, beurzen voor scholieren, gesticht. Ook werden vereenigingen opgericht tot het verplegen van zieken, tot het kleeden en spijzigen van behoeftigen, tot het begraven der dooden en aan besmettelijke ziekten gestorvenen.

Roermond, stad van naam, befaamd om haar O. L. Vr. Munsterabdij en om haar handel, scheepvaart en lakenbereiding, bleef in het beoefenen dezer deugden niet ten achter.

De familie de Pollart, welker leden later het Louisahuis hielpen tot stand komen, toonde hare edele gevoelens al in de middeleeuwen.

Een klaar bewijs vonden wij in de oude perkamenten, waarvan wij hier tot memorie een uittreksel geven, dat degene, die belang stelt in het verleden der Roerstad, niet ongevallig zal zijn.

Derick Pollart was kanunnik van het Kapittel van O. L. Vrouw te Aken. Daaraan waren prebendes of uitkeeringen verbonden door de stichters uit goederen toegezegd, om door de kanunniken een bestaan te verzekeren, den dienst in de kapittelkerk steeds te verzekeren. Dat was in het jaar 1479. Hij had een broeder, de eerbare Johan Pollart, doctor in beide rechten en proost te Arnhem. Deze was toen al overleden, maar had bij zijn testament zijn broeder Derick testementair uitvoerder benoemd.

Deze gaf op den heiligen Palmavond in het jaar onzes heeren 1479, een perkament af voor Henricus van de Vieracker, notaris, tot deze handeling in bijstand geroepen.

Meester Johan Pollart voornoemd had bij zijn testament binnen de stad van Ruremunde een gasthuis gesticht, om daarin een zeker getal huijsarmen te onderhouden, en zijn goed erfelijk daaraan te geven. Hij had aan Johan bevolen dit tot Gods eer en tot zijner zielen heil te volbrengen. Hg