- 143 -

een circulaire uit ā€˛wegen Abschaffung des Jahrlichen Mayensetzens". Hiermede tastte hij een eeuwenoud gebruik aan en men weet wel, om dat uit te roeien is er meer noodig dan een papieren brief.

Tegelijk trad hij ook op tegen het meyensetzen voor de deuren, in de kerken, huizen en elders. Hij nam dus alles tegelijk onder handen. Na zijne 17 regels lange titels opgenoemd te hebben, waarbij hij zegt, dat hij ook heer van Gelder, Buren en Leerdam is, wat voor een kwart waar was, begint hij te zeggen dat men hem alleronderdanigst aan 't verstand gebracht heeft, dat men in 't land van Gelder en Kessel den len Mei tegen Pinksteren en bij de zoogenaamde kermissen vele duizenden in den besten groei staande jonge berken, onnoodig afhakte en voor der lieden deuren, in de kerken en elders, waar processies gehouden werden, gezet werden, waardoor niet geringe schade toegebracht werd aan de bosschen. Het wordt een hoogst schadelijk misbruik genoemd, wat nu wel wat overdreven scheen. Men zocht een stok om te slaan en vond dien in de beschuldiging van het vernielen van veel jong hout.

De Koning schafte het gebruik geheel af, bedreigde straffen tegen degenen, die andermans hout haalden niet alleen, maar ook tegen hen, die berkenhout kochten of verkochten voor dit doel; zij kregen een hooge boete, als zij het betalen konden en anders een zware straf aan den lijve. Het edict ging in werking, maar baatte de eerste paar jaren hier en daar, waar men kort bij een strengen fiscaal, schout of vorster zat, overigens stoorde men zich niet aan de voorschriften en plantte voor de groote processie de dorpsstraat netjes vol boompjes. Het eeuwenoude gebruik bleek sterker te zijn dan alle koningsedicten.

Nu nog na ongeveer 175 jaar bestaat het aloude gebruik nog even vrij en blij als vroeger.

Waarom zou dat ook niet zoo zijn ? vragen wij. De voorgewende schade is te klein om daarover te spreken. Of zouden soms de Limburgsche processies dezen of genen der hooge regeerders gehinderd hebben en zocht deze ze