Een vreemde Huwelijkscandidaat.

Het Kasteel Well, zetel der heeren van de Vrijheerlijkheid Well, Bergen en Aeijen, is een monumentaal kasteel ; veel van het oude karakter is er in bewaard en breede grachten en lanen omsluiten burcht en torens, voorgebouwen en wachttorens, tuinen en lustgaarden en maken ze tot een sieraad van het landschap. Toen de hooge Graven de Pas de Feuquiere uitgestorven waren, kwamen de Liedels op hettooneel. De eerste Liedel was een zoon van een Pruisischen belastingambtenaar van de grens, die, als scheepschirurg naar Indiƫ vertrokken, in korten tijd als koopman rijk werd. Hij schoot aan de kasteelbewoners geld voor, erfde daarna het Kasteel en daar hij in Frankfort een riddertitel gekocht had, noemde hij zich ridder de Liedel de Well. Hij huwde op ouderen leeftijd een jonge vrouw, eene Coget uit Antwerpen. Hun zoon werkte zich nog verder omhoog huwde eene Oostenrijksche v. Schloisnigh en werd onder Napoleon de Ie baron en na veel moeite, vragen, verzoekschriften indienen, naloopen van hooge hofbeambten eindelijk in 1813, toen Napoleon er al slecht voorstond, kamerheer. Die gouden sleutel op de mooie uniform had veel geld gekost, maar de Liedel was, wat hij wezen wilde. Nu had hij door zijn verblijf te Parijs heel wat Franschen adel leeren kennen. Op zich zelf was de Liedel een net, accuraat en welwillend mensch, erg op etiquette gesteld en daardoor had hij toegang tot de hoogste kringen. Ook zijn vrouw wist zich goed te bewegen. Daardoor werden verschillende Franschen intiem met hem, bespraken met hem hunne belangen. Zoo had de Liedel een goeden kennis aan den Graaf de Gourcy, die verscheidene kinderen had en deze ook goed wilde uithuwelijken, vooral voor zijn oudsten zoon zocht hij een goede partij.

Wat de Gourcy's waren en hoe ze bestonden, leeren we uit wat zal volgen. De Gourcy wilde nu dat de Liedel zijn zoon aan eene Limburgsche rijke adellijke vrouw hielp en had er hem te Parijs al eens over gesproken.

In zijn vaderlijke bezorgdheid ging hij met de Liedel correspondeeren en in die briefwisseling vonden wij een