De Limburgsche processies.

Te Roermond, Venlo en elders in Limburg werd de processie met groote eere gevierd. Er waren bijzondere voorschriften door den Katholieken Magistraat gegeven om de bevolking en de gildebroeders aan te sporen de processies in feestgewaad met vrouw en kinderen bij te wonen. In het laatste kwart der XVIe eeuw moesten ze achterwege blijven, omdat de stad in handen der Staatschen was.

Toen Bisschop Lindanus weer kon terugkeeren schreef hij dadelijk aan den Magistraat het volgende verzoek:

„Het were goed, dat men van stadswege een bevel „dede, dat men in elck huijs, daer de processie toecomende „H. Sacramentsdag voerbij gaet, licht voor de deur of op „het venster zette om zijnen eerbied en geloof voor alle „man te betuigen. Die geen wasse kaarsen heeft, neme „reuten (vet) want God het hart bij voorkeur aansiet".

Ook schreef de Bisschop voor dat de Magistraat en de Broederschappen het Allerheiligste met brandende flambouwen zouden vergezellen. (Havensius pag. 14).

De processies waren in 1666 te Roermond geregeld: le vaandrager; 2e vrouwen ; 3e Minderbroeders ; 4e Kruisheeren ; 5e Minderbroeders ; 6e Geestelijken van O. L. Vrouw Munster met de relikwieën ; 7e het beeld der H. Maagd; 8e andere beelden; 9e Vaandel der Domkerk; 10e de relikwieën van den H. Laurentius en de H. Elisabeth ; 11e beeld van den H. Rochus, patroon van besmettelijke ziekten ; 12e het beeld van den H. Christoffel; 13 de relikwieënkist met het gebeente van den H. Wiro, Otger en Plechhelmus ; 14e de kanunniken der Domkerk en geestelijken ; 15e de Bisschop, die het Allerheiligste droeg onder een hemel; 16e de Gouverneur van Gelderland; 17e de Raad der stad; 18e de kanselier van het Hof; 19e de kommandant der stad en officieren; 20e de Gilden; 21e de mannelijke bevolking.

De bisschoppen moesten herhaaldelijk waarschuwen tegen weinig stichtende misbruiken.

Bisschop van den Kasteele of A Castro noodigde in 1615 de gewapende schutterijen uit, als zij na de processie