40

DE STAEL-HOLSTEIA',

Duitschland. Hoezeer ook Wetenfcbap en fraaije Ktms* m het Noordelijke Duitschland grootere vorderingen gemaakt hebben, zijn wij echter geenszins van oordeel dat het Zuidelijke Duitschland beftendig bij het Noordelijke zoude moeten ten achterblijven, „dewijl het „ middelbaar klimaat Hechts middelmatige koppen voortbrengt: "—er zijn andere en bekende oorzaken dezer minderheid geweest, welke ten deele reeds gelukkig weggenomen zijn.

Zesde Hoofdftuk: over Oostenrijk, Al het geredeneerde der Schrijffter nopens dezen Staat en deszelfs Staat- en Letterkundigen toeftand, draagt het kenmerk van goed doorzigt, waarheidsmin en befcheidenheid De geest van regtvaardigheid in het Staatsbcftuur, en de

deugden van den Monarch worden met regt geroemd.

Wij kunnen ons niet onthouden eene fchoone en voortreffelijke plaats , over de beperkingen; der vrijheid van lezen en fchrnven in Oostenrijk door de Cenfuur in haar geheel hier mede te declen: „Het was, naar mij dunkt, „ eene verkeerde Staatkunde , het binnenkomen van „ uitheemfche boeken te verbieden. Indien men bij eenig „ volk de veerkracht der dertiende en veertiende eeuw „ bewaren kon, door hetzelve af te houden van de ge„ lchnftcn der achttiende eeuw, dan zou dit welligt zeer „ heilzaam zijn: maar, daar het onvermijdelijk is, dat „ de denkbeelden en de verlichting van Europa door„ dringen tot in het hart van een rijk, hetwelk in het „ middelpunt van Europa gelegen is, nu is het ver„ keerd, dezelve Hechts ten halve te laten aankomen, „ wantode fjechtfte b eken dringen altijd het ligtftè

„ door." Het kwade, hetwelk de kwade boe-

ken konden doen, kan alleen weggenomen worden „ door de goede; de ongelegenheden der verlichting „ kunnen alleen vermijd worden, door een' nog hooger „ trap van verlichting. Er is ten opzigte van alle din„ gen eene dubbele keus: het gevaarlijke af te mijden, „ ot nieuwe krachten te geven, om hetzelve te weêr,, itaan, Deze tweede weg is de eenige gepaste in den „ tijd dien wij beleven; want. daar de onlchuld thans „ niet meer de gezelhnne der onwetendheid zb'n kan, „ zoo doet deze laatfte Hechts kwaad. Er is zoo veel „ gezegd, en gefchreven, cn gedrogredend, dat men „ tnam-. veel weten moet, om wel te kunnen oordeelen, cn de tijd voorbij 13, wanneer men zich op het ftuk

33 der