DE MIDDELEN VAN BESTAAN, ENZ.

93

hem zoo genadig had willen bewaren; maar, toen zijne eerfte blijdfchap daaromtrent wat over was, gevoelde hij, dat de honger hem geweldig begon te kwellen, Rond ziende, en bemerkende, dat er niets dan een bar ftrand was, hetwelk aan de eene zijde de zee, en aan den anderen kant ontoegankelijke fteile bergen had, begon hij bijna te wenfchen, dat hij flechts in de golven mogt omgekomen zijn, om thans met, op eene ellendige wijze, door gebrek aan voedlel, te moeten fl.crvenö . De matroos dacht op dit oogenblik voorzeker,'dat de weg tot zijn verder behoud nu geheel voor hem was afgefneden; maar hoort eens, kinderenl door welk een middel de Goddelijke Voorzienigheid, die hem zoo zonderling uit de woedende golven gered had, hem nog verder wilde behouden. _

Nadat de bijna hopelooze man zijnen droevigen ltaat cenigen tijd bepeinsd had, ftond hij op, ging het ftrand Imgs, en zag, eenen geruimen tijd lang, niets dan ftrand, zee, lucht en bijna hemelhoogc bergen, hetwelk zijne droefheid niet weinig vermeerderde; maar

wat kwam hem eensklaps voor de oogen? Een

groot deel mosfelen, mijne kinderen! welke de zee daar van tijd tot tijd op het ftrand fpoelde. Met eene ongemeene vreugde greep hij eenige derzelve, maakte ze "open, bevond, dat zij zeer finakelijk waren- en ftilde er zijnen honger volkomen mede. Vervolgens vond hij eene opening in eenen der bergen, welke hem, in den toen reeds aannaderenden nacht, tot eene verblijfplaats ftrekte. Den volgenden dag vond hij weder verfche mosfelen aangefpoeld, verzadigde zich er weder mede, en het gelukte hem, om eenen der bergen, welke niet zeer hoog was, te beklimmen, vanwaar hij verre in zee kon zien. Drie dagen had

hij zich" nu met mosfelen gefpijsd, en op dien berg post gehouden, om te zien, of hij ook een Iclnp in zee moge ontdekken, wanneer hij, op den vierden dag , een zeil in zee meende te zien. Hij trok hierop zijn wambuis uit, en maakte met hetzelve zoo veel beweging, als hem mogelijk was, of het van de bootsgezellen mogte gezien worden. Hij zag dan ook welhaast, dat hij in zijne hoop niet bedrogen werd, dewijl hij, na eenige tusfehenpoozing, inderdaad, eene fcoot naar hem zag toekomen, welke hem dan ook van