I46 J« Gi LE sage TEN broek,

tiotre Créance, et fe vantent après cela de nous ayoif terras/és. Ils dctournent habilement nos esprits de f enfeignement public de Pdgli/e, pour les fixer fur des opinions particulières , qt/elle n'a jamais adoplccs.

les apologtstes involontaires. Pag. 36." Wij dee-

len die mede; omdat hierin de geheele inhoud en de ftrekking van dit Boekje begrepen zijn. Ten broek wil den menfehen wijs maken, dat zij, die tegen hem fchreven, de leer der Roomfche Kerk of niet verftaan, Of verdraaid hebben, en dat dus derzelver bedenkingen en wederleggingen die Leer zelve niet raken. Maar waarlijk dit is gemakkelijker gezegd , dan bewezen: de leer en de inftcllingen der R. Kerk behoeven niet in een verkeerd daglicht geplaatst te worden, als men dezelve met vrucht beftrijden wil; men heeft dezelve flechts in bet licht te (tellen, hetwelk zij niet verdragen kunnen, en terftond valt de afwijking van jezus Jeèr en ïnfteU lmgen eiken mensch in het oog, die de duisternis niet liever heeft dan het licht. Ook hebben b. , scholten zimmerman en filekklezjus die leer niet miskend of verwrongen; maar veeleer toont ten broek, door dit Stukje onder zijnen naam uit te geven, en de Aartspriester cramer, door hetzelve goed te keuren, dat zij of de leer en gefchiedenis hunner Kerk niet kennen, of niet ter goeder trouw in dit Stukje te werk gaan. — Wij gevoelen, dat wij hiermede zeer veel zeggen, vooral ten aanzien van den Heer cramer ; maar wij zeggen toch niets te veel. Hetgeen dat in dit Boekje gezegd worde en de toon van dit Boekje geven ons regt om ook waarheden te zeggen; en het kost weinig'moeite, om ons gezegde te bewijzen, gelijk wij kortelijk in eene en andere hoofdzaak, bij de befchouwing van het Boekje zelf, doen zullen.

Het eerfte, dat wij in dit Boekje aantreffen is een Brief" aan den Heer j. decker zimmerman , Lutersch Predikant te Utrecht, ter beantwoording van dcszelfs vriendelijken Brief, voor zijne uitgegevene Leerrede. Hier fchijnt ten broek meerdere verdraagzaamheid aan den dag te leggen, dan hij in zijn eerfte Boekje gedaan heeft. — Hij wanhoopt niet aan de zaligheid ook van aemand der Ketters, omdat diens laatfte zuchten die van een volmaakt berouwhebbend waarachtig geloof wezen hmtien; doch de hierin voorkomende verdraagzaamheid is, zoo als het ons toefcfoijnt, meer fchijnbaar, dan 'wezen'

lijk.