t.%9 volks - scheikunde , enz.

„ tuinman. Wel Mijnheer! hoe meer onderri<t ik „ van u ontvang, hoe meer ik mij opgewekt gevoel „ om gods wijsheid en goedheid dankbaar te bewonderen; en hetgene ik nu al weder gehoord heb „bewijst mij volkomen, dat wij god voor het ge!

ichenk van het licht nimmer genoeg kunnen danken.

■,,_ heer. Dat hebt gij regt, mijn vriend! en boe -„ dieper wij in de Scheikundige kennis der ligchamen „ indringen, hoe meer wij van gods onbegrijpelijke „ almagt en wijsheid zullen overtuigd worden. Gaan „ wij nu over tot eene beichouwing van de Scheikun„ dige kennis' der warmteftof."

Wij ein igen hier, om niet te breedvoerig te worden, ons uittrekfel, met de betuiging, dat wij met verlangen het tweede gedeelte dezes Werkjes, hetwelk ons door den Uitgever fpoedig beloofd wordt, te gemoet zien.

Het (trekt den Recenfent tot voldoening bij deze gelegenheid te kunnen betuigen dat hij, in dit Werkje, geene zoo grove taalfouten heeft aangetroffen, als wel in vorige door de Maatfchappij: tot Nut van 't Algemeen uitgegevene Schriften; zijne aanmerkingen, deswege, nu en dan gemaakt, fchijnen dus niet nutteloos te zijn geweest.

"oomen e;i Gedachten over dezelve. Te Dordrecht, bij A. Blusfé en Zoon, 1815. XII en 199 Bladz, In gr. Octavo. De prijs is f 1 - 10 - :

TXadelijk, bij het inzien van dit Werkje, blijkt ons \J de waarheid van des Schrijvers of Verzamelaars Vo.orberigt, dat zijn voornaamfte doel meer was eene aangename en onderhoudende lektuur te leveren, die tevens aanleiding tot menschkundige opmerkingen geven kan, geichikt, om het verftand tot nadenken te bewegen en de zedelijke vorming van het hart te bevorderen, dan wel een nieuw en oorfpronkeüjk ftelfel te bouwen, betrekkelijk eene zaak, waarop nog, in velerlei opzigten, een duistere, ondoordringbare Huijer rust. Hoe veel er toch door vroegere en latere Wijsgee-

ren