2Óft J* G. LE SAGE TEN BROEK,

moet zijn, daar het, niettegenftaande de duisternis der middeleeuwen en de fchromelijkfte ondeugden en het verregaandste zedebederf der Paufen en verdere Geestelijken, is ftaande gebleven; maar dat die ondeugden en gruwelen voor de Roomfche Kerk zouden pleiten; dat de fnoode booswichten, die de drie dubbelde kroon, den rooden hoed, den mijter, enz. gedragen hebben, hetzij elk op zich zeiven, hetzij met elkander vcreenigd, mannen zouden geweest zijn, die zeggen konden: het heeft ons en den Heiligen Geest goedgedacht ; neen, dat kan geen ten broek ons wijsmaken. Zulke fnoode menfehen waten geene mannen vol van den H. Geest; maar veeleer kinderen van den vader der leugenen en den moordenaar van het begin. — Men kent immers de valfche profeten aan der zeiver vruchten; en leest geene vil gen van distelen* of druiven van doornen, matth. VU: 15, «6.

Nog een woord over de brandstapels en auto's da fé.

Ten broek begint dus: „ Zelden wordt de Katho„ lijke Godsdienst beftreden, of de Brandftapels, Au„ to's da Fé, de St. Bartholomeus nacht en dergelijke „ verwijtingen komen te bane." — wij vragen, is er reden toe of niet? Heeft ten broek niet begonnen, met aan zijne lieve Proteftantfche Broeders te fchrijven: wij veroordeelen u onherroepelijk ? Heeft hij niet beweerd, dat de Roomfche Kerk niet verdraagzaam kan zijn? is er niet verbazend gewoeld tegen zulke Staatswetten, die de vrijheid van geweten en Godsdienst verzekeren ? — Zoo ooit, komt het dan nu wel te pas, het Leerboek der gefchiedenis ten aanzien van Bloedraad en Inquifitie, enz. te herlezen, ten einde de mogelijke hernieuwing van dergelijke afgrijsfelijkheden voor te komen. —

Doch hetgeen, wat fchier ongeloofelijkis, ten broek zoekt hier de Lezers te beduiden, dat de vervolgingen te vuur en te zwaard niet van dc Roomfche Paufen en Geestelijken, maar van de Burgerlijke Overheden zijn voortgekomen: zelfs de zoo gehate Inquifitie heeft zich' met geene vonnisfen of firaffen bemoeid, enz. — Erger en onbefchaamder kan men niet alle gefchiedenis tegenfpreken , dan ten broek hier doet. Wie heeft de kruisvaart tegen raymund , Graaf van Touloufe, uitgefchreven, toen dezelve zijne brave onderdanen, de Albi-