S54 DE V00RTR.VAN DELEER DEttR. R. KERR GEHANDH.

man, die joh. VI (Bladz. 29.) van het Avondmaal verklaart, het dan make met de gezegden vs. 50 - <8 van dat Hoofdftuk, begrijpen wij niet. Zoo toch de kinderen, die ongedoopt derven, volg. joh. III, niet kunnen zalig worden, dan kunnen zij het volg.' jon. VI ook niet, zonder in het allerheiligfte Sacrament Christus gegeten te hebben. —

Een Haaltje van fophisterij vinden wij Bladz. 97: „ Moet men zich evenwel niet verwonderen, dat ie„ mand, welker» van de R. Catholijken gecne andere „ dan Schriftelijks bewijzen wil aannemen , zich bijna&R. „ op ieder bladzijde van zijn Werkje, beroept, op „ Schrijvers buiten de H. 'Schrift: welker auctoriteit „met alleen niet algemeen is, maar die zelfs dikwijls „ door andere, gelijkfoortige Schrijvers met zeer veel

„ grond tegengefproken worden!" Begrijpt dan de

man met, dat er nog al eenig onderfcheid is , tusfchen eene voorgewende overlevering met de H. Schrift <relijk te ftellen, en tusfchen gefchiedverhalen te gelooven. ——-

Om den fchranderen zet Bladz. 113, waar hij verhaalt , dat hij omtrent 20 jaren geleden een' Predikant had hooren zeggen, laten wij de knièn onzer harten buigen, en dat het hem federt dien tijd bekend geworden is, dat Hervormde harten ook kniën hebben. hebben wij gelagchen. — Hoe veel zal onze fchrandere bol dan nog kunnen leeren van paulus, die Kom. B: 29 van eene befnjdenis des harten, en 1 Cor. Hl; 3 van vleejchen tafelen des harten fpreekt! — Hebben dan de harten volgens paulus ook eene voorhuid of vleefchen tafelen? — Sed: O hel jam fatis est. O hel libelle !

Al-