j. j. scholten 5 narede, enz. 25?

Narede op het Werkje de Voortreffelijkheid van de Leer der R. K. Kerk getoetst — Ter korte beantwoording van eenige aanmerkingen door den Schrijver yan het Algemeen Beoordeelend Verflag en anderen 0p het' zelve gemaakt. Uitgegeven door j. j. scholten Predikant te Breda. — Te Breda, bij W. van Bergen en Comp., 1816. 28 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is f : - 8 - :

De Heer scholten bepaalt zich, in deze Narede, voornamelijk tot den Schrijver van het Algemeen Beoordeelend Verflag, en tot den Heer j. g. le sage ten broek , die een tweede Stukje onder den titel : de Vruchteloosheid der Aanvallen op de Leer der R. K» Kerk aangetoond, gefchreven heeft. —

In de vopronderdelling, dat de Schrijver van het Algemeen Beoordeelend Verflag een Roomsch Geestelijke zoude zijn, fchrijft Do. scholten, met groote befcheidenheid tegen denzelven. — Had hij kunnen denken, dat die Schrijver geen Roomsch Geestelijke, en zelfs geen Roomscbgezinde; maar een zoogenaamde Proteftant, doch zonder beginfelen, is; dan zou hij waarfchijnlijk wel op eenen anderen toon hebben gefchreven. — Met dat al, hij beantwoordt deszelfs voornaamfte aanmerkingen genoegzaam; alleen fpijt het ons, dat hij dit niet ruiterlijk genoeg; maar op eene wijze doet, die niet genoeg voor de vatbaarheid van het 'algemeen gefchikt is.

In hetgene, wat hij j. g. le sage ten broek antwoordt, fpreekt hij op ernftiger'toon: zeer grimmig noemt hij het oordeel, door ten broek over allen, die tegen hem gefchreven hebben, uitgefproken, dat zij niets wederleggen, noch met eenigen grond tegen/preken, dan de fabelen, die men eerst verdichtte* enz. enz.: en hij zegt er (met reden) van: „ Het is naauwelijks „ te gelooven, dat iemand in bedaarden zin, alzoo „ fchrijven, en dat de Heer cramer in zijne goedkeu„ ring, er van getuigen kan, „ dat het, op dezelfde n „ gematigde en liefderijke wijze (als het eerfte Stuk» « Je) gefchreven is!Wat is dan wrevel en bitter-

i-ett. mag. l8l7. NQ. 0. R heid»