34*

A. brink,

Pfalmen. — Dit betreft de fchikking der Hcbr. iette-s, waarmede de verzen beginnen in Pf. XXV, XXXIV XXXVII en CXLV. — §. 25. Over het getal der PfJ. *fen\. Wij tellen 150. De Grieki'che overzetting heeft fomtijds één, waarvan wij memaken, en omgekeerd. Somtijds moet men twee van ons, als één Lied befchouwen , b. v. Pf. LXX en LXXI. De Arabifche en Sijnfche vertaling heeft nog een CLIften Pfalm, davids eigen handjehrift genoemd. — §. 26. Over eenige herhalingen, welke in dit Boek voorkomen. Nam. uit andere Boeken des Bijbels, b. v., vergel. Pf. XVIII met fi sam. XXII, enz. — §. '27. Jets over eenige woorden tot muzijk behoorende. Hieromtrent is nog alles onzeker. Het woord Sela komt waarfchijnlijk overeen met da capo. — %. 28. Over de verdeeling der Pfalmen. In vijf Boeken, waarfchijnlijk naar het getal der Mozaifche fchriften. — %. ag. Over de verzameling der Pfalmen. — Tot nader verftand daarvan merkt br. aan. Vooreerst, dat men geene juiste orde in dezelve te zoeken nebbe, daar die van david door de anderen heen verfpreid zijn. Ten tweede, dat waarfchijnlijk david reeds eene verzameling van zijne Pfalmen gemaakt heeft, die migfehien door salomo zijn uitgegeven. Waartoe men brengt de eerfte 72, waarvan echter fommigen zonder naam zijn, maar toch meest van david, terwijl eenige anderen zonder naam, en ook Pf. L van azaf, daarbij gevoegd zijn, daar er nog plaats op de rol overig was. Ten tweede {derde), dat de drie overige deelen, van Pf. LXXSIf af, van tijd tot tijd waarfchijnlijk bijeen verzameld zijn. — %. 30, Over de opfchriften. Dezelve zijn echt, offchoon hier en daar wel eene feil kan zijn, en brengen forrs niet weinig toe tot regt verftand der Liederen. — %. 33. Het nuttig gebruik van dit Boek, Het ftrekt tot verlichting van ons verftand en tot verbeiering van ons hart. — 31 (32). Opheldering van fommige fpreekwijzen, in de Pfalmen voorkomende. Wat dezelve betreft, zij zijn zeer weinig in getal, en meest ontleend uit MicHAëLis, muntxnghe , v. d • palm, en anderen, zonder dat wij eene' éénige aantfoffen, die over eenige plaats of uitdrukking eenig bijzonder en tot nog toe onbekend Hcht verfpreidde, Alleen bij Pf._ LXXI1I zou het iemand oppervlakkig kuntien • toefchijnen, dat br. eene eigene ontdekking ter opheldering voordroeg. Daar zegt hij bij vs. 9: „ Zij

33 Zet-