372

H. A. HAMAKER i

verique amorem, ipfa illa detraxerat vivendi, quam „ profitebantur, ratio. His igitur nulla erat, ant esfe „ poterat, lcriptionis venustas & lepor, nulia causfarura „ effeeÊUUrnque intelligentia; nee fere quidqnam aliud „ penfi habuisfe videntur, nifi quod cum fuperftitionibus „ fliis & religione conjunctum esfet."— In dezen nacht van onkunde was het licht der wetenfehappen met nieuwen glans in het Oosten opgegaan. Te Bagdad vonden zij bij de Oosterfche Vorften befcherming en aanmoediging, werwaarts derhalve ook alle Geleerden hunne toevlugt namen. — De voornaamfte Oosterfche Geleerden, vooral in het vak der gefchiedkunde, en hunne belangrijke werken, tracht de Redenaar zijnen hoorders te leeren kennen. — Hij begint daartoe eerst met diegenen, welker Schriften reeds werkelijk zijn uitgegeven. — AbULFARAGIUS, elmac1nus, eutychius , saladinus. — (De Hoogleeraar is ons hier wat al te ruim in zijnen lof voorgekomen. — Wij willen wel niet ontkennen, dat er in hunne fchriften oneindig meer geleerdheid en befchaving is dan in die van cedrenus en anderen, doch op den lof, hun als Gefchiedfchrijvers toegezwaaid, ware, dunkt ons , nog al wat af te dingen , althans omtrent fommigen, die als Gefchiedfchrijvers, ook als Oosterfche Gefchiedfchrijvers, wel wat al te dichterlijk fchreven. —) Eenen nog oneindig rijkeren fchat bevatten de nog onuitgegevene handfehriften dier Schrijvers, waarvan wij fommigen alleen hebben leeren kennen uit het weinige dat hottinger , herbelst, pocock en anderen er ons van hebben laten zien : zoo als alwakidius , kemaleddinus , nie■weirius ; het werk van dezen laatften, beftaande uit niet minder dan twintig deel en, is daarom vooral voor de gefchiedenis belangrijk, om'at hetzelve een belangrijk licht verfpreidt over dat gewigtige tijdvak, waarin^Spanje, nadat de Gothen uit hetzelve verdreven waren, door de Arabieren voor het grootst gedeelte bebeerscht werd. — Belangrijke noten zijn ter opheldering achter de redevoering gedrukt, die bewijzen geven van des Redenaars uitgeftrekte belezenheid in Oosterfche Schriften

De Voorzienigheid fpare nog lange jaren den jeugdigen Hoogleeraar, "opdat hij ook nog eens de hoop vervulle, die wij hebben opgevat, dat deze redevoering namelijk vroeg "of laat, door eene uitgebreide verhandeling over dit gewigtige onderwerp zal worden gevolgd; tot welke

ver-