4lS G. VALËNTIA,

het volgende , Bladz. 189 volgg. als een uittrekfel affchrijven: , Den i6den April. Des morgens vroeg begaf ,, ik mij naar eenen tuin van zijne Hoogheid, die aan ,, gene zijde van het paleis ligt en roet den eenen kant ,, digt aan den Goumiy Hoor. Uit eenen koepel, in ,, welken wij ontbeten, zagen wij den geheelen tegen„ overliggenden oever, waar de olifanten doorgaans gedrenkt worden. Het vermaak van den dag zou in een gevecht tusfehen deze ontzaggelijke dieren beliaan. De vlakte was met een talloos tal (beter ontelbaar getal) aanfehouwers overdekt, en door eene groote. menigte, met fperen gewapende ruiters en fol„ daten bezet. De tot den kamp gekozene olifanten „ waren in hunnen fpeeltijd. Ieder werd door zijn „ wijfje _ vergezeld, hetwelk hij zeer bedaard volgde, tot zij het gewoel ontdekten. Nu zetteden zij het op eenen tamelijk fnellen draf, en zouden, ligtelijk de 3, menigte ingehaald hebben; indien hunne opmerkzaam„ heid niet door de ruiters afgetrokken ware geworden, „ die zoo digt langs hen reden , dat zij zelfs met de 3, fperen hunne zijden raakten."

„ De aldus getroffen olifant keerde zich terftond vol woede tegen den ruiter, dien hij echter vruchteloos vervolgde. Zoodra hij den anderen olifant, zijne „partij, ontwaar werd, Hortte hij naar hem toe, „ en fomwijlen was de fchok zoo hevig, dat een van 3, beide op zijne achterde poten tuimelde. Hunne fnui,, ten flingerden zij vreesfelijk in de lucht en llieten de 3, zelve eene geruime poos , met eene verbazende kracht, ,, tegen elkander, terwijl de een doorgaans achteruit deinsde, en de ander voorwaarts drong. Het verwonderde mij ten hoogde, dat de mohóuts {berijders) in „ daat waren, om op hunne plaatfen te blijven zitten. „ Bij zulke gelegenheden zitten zij op den rug van het dier, ten einde voor de flagen van den fnuit veilig te „ zijn. Ook fchenen zij den roem van hunne dieren zeer ter harte te nemen: ten minde moedigden zij hen „ met hunne fcherpe ijzeren fperen telkens aan en be„ duurden hen uitmuntend."

„ Nadat de béide olifanten lang genoeg gekampt had„ den, werden zij door hunne wijfjes, 'die eigenlijk de „ oorzaak van het ganfche gevecht waren, uit het drijd,, perk gelokt. De twee eerde waren bloodaards en „ vlugtten aldra weg: de twee volgende paren hielden

„ zich