rozen j of verhalen van a. lafontaine. 43Ï

lieer ralf was juist diegene, die zij in hare befcherming had genomen, en de heer ralf wist zeer wel, dat de heer adam, als mede de fchoone sara, hem wilden toetien.

Mevrouw beurend deelde hem, namelijk, in een klein briefje mede, wat sara in hem berispte, en liet er een woord in vloeijen van de liefde, die zwijgt, en geene andere taal kent, dan eenen traan en eenen zucht. De heer ralf zag zich genoodzaakt, om zich naar deze gril der fchoone sara te fchikken. Hij bezat geest en geflepenhedd genoeg, om het op eene ongeriwongene wijze te doen.

De'heer adam vond hem voor de tweede maal zeer onderhoudend, en sara moest bekennen, dat hij haar niet gevleid bad.

Bij' de eerfte twaalf bezoeken onderzocht de heer adam het verhand van zijnen toekomftigen fchoonzoon op allerlei wijze, en was fteeds meer tevreden met deze beproeving. „Hij heeft geest, sara!" riep hij, ,, hij bezit kundigheden, hij heeft zelfs talenten. Hij „ zal eens zijn huis, zijner vrouw en zijner maagfchap „ tot eer verfrrekken."

„Ach, vader!" zeide sara, „alles is waar; en „ echter ontbreekt hem, ik weet niet, wat?"

„ Wat dan ? wat ?" „ , ,

„Innig, levendig gevoel, vader!" Zij dacht aan eduards fonkelend oog, waarmede hij fprak van alles, waarin hij belang ftelde; aan den ijver, waarmede hij al, wat hij geloofde, verdedigde, en vast hield, wat hem eens heilig was, al wierp een ander de gronden omvtr, waarop zijne voorftelling rustte. „ Vader!" zeide sara , „ hij is niet met liefde gehecht aan dat„ gene, wat hij weet. In het laatlle gefprek met „ u, onderwierp' hij zich zeer koelbloedig aan uw ge„ voelen."

., Ja, kind! ik gaf er ook gewigtige gronden voor. „ Hij kon niet anders."

„ Het kan zijn vader! maar hij moest het evenwei „ anders maken. Er werd immers , gelijk hij zelf be„ tuigde, van zijn innigst geloof gefproken. Ach! „ wie dat weggeeft, hoe zal die mijn hart bewaren ?"

„ Dat gaat te ver, sara! gij zijt eene kleine

„ zottin! " T

» J»