40*2

J. van wal hé ,

vruchten zijner gelukkige Uitdien, welke wij hem buitert twijfel niet behoeven te vermanen, iteeds aan te houden en voort te zetten. De Heer den tex, die in de Voorrede zijner Verhandeling verklaart, zijn hoofdwerk van de beoefening der Regtsgeleerdheid te maken, heeft federt wederom een blijk gegeven van vlijtige en ge« lokkige oefening, en wel in dit zijn hoofdvak; door het behalen van den Regtsgcleerden prijs, bij het laatfte Jaarfeest der Uircchtfche Hoogefchole. Wij wenfehen hem verder allen voorlpoed, en de Utrechtfche Hoogefchole vele zulke kweekelingen, als deze beiden: doch welke wij dan ook hopen, dat den naijver (zonder nijd) der andere, bijzonder der naastbijgelegene Leydfche, welke zoo grooten ouden roem te handhaven heeft, zullen opwekken» Dech ook van deze durven wij ons, uit de edele zamenfpanning van eenen borger en bake , en de medewerking hunner waardige ambtgenooten in hunne en in de andere faculteiten, alles goeds beloven.

Heide-bloemen van jan van walré. Forrnat enim Natura -prins nos intus. — horatius. a. p. 108. Tweede Deel. Te Haarlem, bij F. Bohn, s8t6. IV en 194 Bladz. In gr. Octavo. De prijs is ƒ 3 - 12 - ;

Wij danken den Dichter voor de mededeeling zijner Bloemen, en zullen ons verheugen, zoo hij ons in de toekomst meerdere aanbiedt." Dit betuigden wij bij onze beoordeeling van het Eerfte Deel dezer Verzameling van Dichtftukken(*.), en zien, tot onze blijdfchap, in dit Tweede Deel onzen wensch vervuld.

Wat wij, ter boven aangehaalde plaatfe, tot lof van 'deze Gedichten in het Eerlte Deel, alsmede van des Dichters talent, gezegd hebben, is niet minder op die, welke in dit voor ons liggende Tweede Deel voorkomen, toe te pasfen, en, daar wij toen niets ter proeve overnamen, kunnen wij thans niet afzijn, de volgende

Dicht.

(*) Zie Letterk. Mag. dezes jaars N*. III. Bladz. 128.