HEIDE - BLOEMEN. 4153

Dichtftukjes uit dezen Bundel onzen Lezeren mede te deelen, de Dichterlijke vrijheden, die de Auteur omtrent onze taal gebruikt heeft, hem geoorloofd en onveranderd latende.

HET

GEVOEL.

EENE ECHTE ANECDOTE.

't Gevoel befchaaft het menschlijk harte;

't Schenkt al, wat groot en edel is 3 't Baart voor der medefchepflen fmerie

Bij fchoone zielen dertnis; Geen mensch, door droefheid neergebogen;

Geen kind , dat weent; geen dier , dat lijdt; Of 'c zacht Gevoel is ftraks bewogen

En aan het medelij gewijd; *t Weet, dat elk i'chepfel hier beneden

De keten mede fchnaklen moet; En 't zal geen wormpien zelfs vertreden,

Dat weêr.oos wriemelt aan zijn' voet; Dat zacht Gevoel verfpreidt zijn dralen

Van 't Hoofd op een geheel gezin; 't Kan ieders felle drif: bepalen , .

't Stort -elfs den dienstbren «achtheid in: Zoo vatte Fanny, fchier onwillig,

Een vloo, die aan hacr' boezem beet; Die heet was "haar niet onverfchillig,

Maar toch zij gunde 't dier geen leed ; Zij aarzelt .. . maar kaa niet befluiten...

Zij fchelt haar' knecht... hij vraagt haar' last... „ Daar, (zegt ze) Fredrik! breng haar buiten;"

En Fredriu. grijpt het beestje vast: Nu heeft haar "hart geen' fchok geleden;

Haar teêr Gevoel was nu voldaan En hare zachte ziel tevreden,

Door \ arme fchepfeltjen te ontdaan: Maar midden in die vreugd des harte

Kwam Fredrik weêr in hnar Sallon; Zijn aanzigt toonde een dille fmerte,

Waaruit men deernis lezen kon; >? Och, lieve Juffer (zegt hij teeder) Vergeef mij . dat ik binnen kom; 't Is buiten zulk onduiinig weder, " „ Ik breng u 't arme dier weerom,

SCHAAT-