GODSDIENSTIGE INWIJDINGSREDE. 49*

belaneftelïïne voor de zaak des Christcndoms door den Schrijver wordt aan den dag gelegd, en in welke waarlijk veel voorkomt, dat zijne hoorderen roeren moest. Edel is buiten twijfel het doel des Bijbelgenootfehaps, loffelijk de pogingen, die terbereikinge van dat doel worden aangewend, en de verfchillende afdeelingen van hetzelve m ons Vaderland mogen gezegende vruchten op Haren arbeid inooaften. Daartoe zij ook dienstbaar deze m veie oozkten uitmiuiiende, en ten voordeele van het bijDei«enootfchap gedrukte, Inwijdingsrede diazoo veje bewijzen draagt van de bekwaamheden des Eerw. Schrijvers. Wij eindigen dit ons verftag met den wensch, door hem op Bl.'47 uitgeboezemd, met welken wij ons ten volle vereenigen, en die tevens ten bewijze kan verftrekken van zijnen door ons boven geprezenen ltui.

Och of onze Roomfche Medechristenen, getroffen door de opwekkende roepltem hunner beste Pau/en, en uitblokt door het loffelijk voorbeeld hunner meer verlichte Leeraars, aan onze liefderijke uitnoodigmg gehoor gevende, met ons in dat verheven ontwerp deel namen, waardoor men ten weldoener van zijne Broeders, èn tot een' Mede-arbeider der Godheid verheven wordt! Och of het helfche twistvuur over den eenvoudigen Godsdienst van I. dat tusfehen hen en ons, tot innige fmart van afle edeldenkende Christenen, op nieuws ontvlamd is, van dit oogenblik af aan geheel wierd uiteebluscht, om nooit weder te ontbranden! Och of de verbroedering van' eeuwen lang geicheiden volken, onder het vaderlijk Beftuur van den verdraagzame* Willem den Eerden, het in Gods nand gezegend middel ware, om aller harten door den band dei Christelijke liefde tot dezelfde wijze van Godsvereenng te verbinden! "

Raad»