£0a J. A. HERMES,

eebrügti Zeer kiesch is tig geweest in fce% achterwege kren°van datgeen, hetwelk volgens zijn plan kon gennst worden; niettemin echter iaat hij hermes Inreken, en heeft hij diens geest, toon en taal, op eene uitmuntende wijze, bewaard, gelijk au tevens, den hoofdinhoud van het geheele Werk, derhalve het gewigtige en 'noodzakelijke, in eenen ongelijk kprteren omvang behouden heeft, dan door H. zeiven gefchied was. Ep wanneer wij de oplettendheid, de zorg, de angstvallige naauweezet'hcid, die tot het vervaarehgen van zulk een zakelijk uittrekfel vereischt werden, in overweging nemen, en het door ons aangekondigde ftuk daarmede vergelijken, moeten wij volmondig betuigen, dat htj deze taak meesterlijk heeft voibragt.

Wat zullen wij nu verder tot aanprijzing zeggen van een Werk, welks voorganger zulk een gunftig onthaal heeft genoten bij dat gedeelte onzer natie, hctwelK prijs Helt op aankweeking en uitbreiding van waarheid, deugd en Godsdienst, en, getuige daarvan de beW-rns dór verflaodigfte en regtfcliapcnftc mannen, vaak den ziotbaarften invloed op het gemoed van velen neen gebad? Wij vereenigen ons, in dit opzigt, volkomen met de getuigenis, die de Schrijvers der Bijdragen tot de beoefening en gefchiedenis der Godgeleerde Wetenfchappen (*) 4de Deel, Bladz. 487 en volgg. van dit verkorte Werk zeggen, die hetzelve een uitmuntend Boek noemende, en het met den meesten ernst aanbevelende, aan elk, die in zijne Godsdienftige volmaking belang fielt; terwijl wij het, aan den anderen kant oo.<. ten volle eens zijn, met de aanmerkingen door die bevoegde Sters op hetzelve gemaakt. Met die geachte Schrijvers komt het ons voor, dat er in de zevende Overdenking van het eerfte Hoofdftuk eenige onnaauwkeungheid ichrjnt te heerfchen in het gebruik van het woord Godsdienst , welke aldaar eene wetenfehap wordt genaamd, hetwelk eigenlijk zoo niet is, en veeleer van de Godsdienst/eer kan gezegd worden. Ook heeft de bearbcider van dit Handboek volgens hun en ons gevoelen, zich in de negende Overdenking, over de openbaring gods door jezus christus, wat flaauw uitgedrukt, aangaande de 'fteeds voortdurende waarde van het bewijs uit de wonderen, tot ftaving der Goddelijke zending van

(*) Te Jmfterdain, bij w. brave , 1810".