HANDBOEK, ENZ. 50$

berokkent, moet men dit dan aan de eerlijkheid wijten? Verkeert gij echter inderdaad in zulk eenen onaangenamen tocdand.' dat gij, bij ftandvastige braafheid, inderdaad nadeel zoudt moeten lijden, bedenk dan, dat gij, als Christen, liever onregt moet lijden, dan doen, en dat uwe hoop op het Goddelijk welbehagen en op eene toekomende eeuwige fchadeloosftelling niet zal te leur gefteld worden. Volhard dan getroost op den weg der opregtheid, en verwerp alle onregtmatige middelen ter verkrijging van aardsch vermogen. Veroorloof u geen bedrog. van wat aard ook, al mogt het in de maatfchappij ook algemeen in zwang gaan, maar geef, naar den wil van jezus, eenen ieder het zijne. Zijt niemand iets fchuldig , dan malkander lief te hebben.

,, Maar bij deze eerlijkheid in daden, moet ook de opregtheid en waarachtigheid in het fpreken komen. Legt af de logen, en fpreekt de waarheid, een iegc lijk met zijnen naasten — uw Ja zij Ja, 'uw Neen zij Neen. Zoo luidt de leer des Christendoms, en haar voorfchrift rust op regt en billijkheid. Wat toch is fchandelijker, dan logenachtigheid? Wat onbetamelijker voor een redelijk wezen, en (chadelijker voor de maatfchappij? Een Christen derhalve moet zich niet alleen onthouden van moedwillige verloochening der waarheid, maar ook van alle dubbelzinnigheden, waardoor hij den naasten zou kunnen misleiden. Dikwijls zijn deze laatfte nog erger dan de eerde, dewijl men haar doorgaans het voorkomen der waarheid zoodanig weet te geven, dat goedhartige menfehen niets arglistigs vermoeden en zich onbekommerd aan eenen bedrieger vertrouwen. Het is intusfehen eene verfoeijelijke'foort van menfehen, die in de gedaante van engelen rondfluipen, logen en dwaling verfpreiden, en valftrikken voor onfchuldige zielen' leggen. Zoo handelden vele Joden ten opzigte van christus; zij veranderden het licht, hetwelk hij mededeelde, in duisternis, en braakten de wreedde lasteringen tegen hem uit. Om die reden zeide jezus - hun ook, dat zij geenszins kinderen van God, maar kinderen des duivels waren. Gij zijl, zegt Hij,' ait den vader, den duivel, en wilt de begeerten uws vaders, doen. Die was een menfehenrnoorder van den beginne , en is in de waarheid niet (taande gtbh-ven; want geene Waarheid is in hem — hjj is een logenaar, en de vader