$io j. a, hërmes,,

der der logen. Hoor hier dan uw vonnis, gij, die de logen lief hebt! deze taal geldt ook u.

„ Onder alle logens echter is de meineed de fchrikfeelijkfte. Voor den al wet enden God iets als waarheid uit te geven, dat bet niet is; zich zeiven der zaligheid onwaardig te verklaren, indien men vaisch zweert, hoewel men het inderdaad doet — kan de boosheid hooger klimmen ? Plet baat niets, dat men den zin des eeds in het hart anders begrijpt, dan dezelve uiterlijk naar de beteekenis der woorden wordt verklaard. Dit zijn ellendige uitvlugten 3 dewijl men de menfehen desniettegenfiaande bedriegt. Alleen eene zucht naar gewaande gerustftelling kan den mensen daartoe verleiden. Maar het helpt weinig; want eens ontwaakt het geweten toch, en fpreekt, als een onpartijdig regter, de ftrenge taal der waarheid.

„ Laat u toch waarichuwen , Christenen ! en belaadt uwe ziel niet met valfche eeden. Indien uw geweten wakker wordt, tot wien wilt gij dan toevlugt zoeken? Tot den Vader der barmhartigheid, wiens naam gij, als meineedigen, ihoodelijk hebt ontheiligd, en dien gij, als den getuige uwer boosheid, dien gij, als regter derzelve, vrijwillig en plegtig voor het oog der wereld hebt aangeroepen? O hoe zult gij den toegang tot den Vader vinden ? hoe kan het bezwaarde geweten in een oogenblik zijnen last zoodanig afwerpen, dat het vatbaar wordt voor Kvangelilche vertroosting ? Bedenkt ook verder, dat gij, door den meineed, de pligten omtrent den naasten kwetst, en denzelven nadeel toebrengt. Bedenkt, dat gij daardoor de Overheid hoont, en der wereld ergernis geeft. Kunt gij uwe onregtvaardigheid ook altijd goed maken , en zult gij u voor de wereld ooit als eenen meineedigen willen ten toon (lellen, om der beleedigde partij fchadeloosftelüng te geven? O inderdaad, indien gij u zeiven, indien gij uwe wezenlijke belangen kent, zult gij voor de se verfehrikkelijke verzaking beven, en liever alles opofferen, dan meineedig te zijn.

,, Nog eens dan, hebt de waarheid lief, en fpreek (fpreekt) dezelve een iegelijk met zijne naasten. Toont u, gelijk feij zijt, zonder veinzerij en valschheid. Niet, als of gij elke uwer gedachten aanltonds moest bekend maken; want dit zou menigwerf tegen de Christelijke

voor-